Molenhistorie 's-Hertogenbosch
* We hebben, voor de 'korte samenvatting' alsmede de 'uitvoerige beschrijving' van de molens, dankbaar gebruik gemaakt van de onderzoeksresultaten van Nico Jurgens die hij heeft gepubliceerd in 's-Hertogenbosch jaargang 5; 1997 nr. 2 en 4 en jaargang 6; 1998 nr 1 en 3, onder de titel: "Molenwandeling over de stadswal". Wij zijn hem erkentelijk voor de toestemming die we hebben gekregen om hieruit e.e.a. te mogen publiceren.

molenhistorie.pdf | |
File Size: | 966 kb |
File Type: |
Samenvatting
* In 1257 wordt reeds een windmolen vermeld in Alem, dat toen nog tot Brabant behoorde. In 1275 wordt een windmolen vermeld in Steenbergen. Het gaat hier zeer waarschijnlijk om standerdmolens. In 1280 wordt in Moergestel een standerdmolen opgericht. Ook Woudrichem had in 1280 al een windmolen, waarschijnlijk ook een standerdmolen.
* In 1291 wordt met toestemming van Hertog Jan II, hertog van Brabant, de tweede standerdmolen van Noord-Brabant opgericht in Waalwijk.
* Het bestuurlijk centrum van het vroegere Gewest Brabant, 's-Hertogenbosch, kende in zijn molen-glorietijd zeventien windmolens buiten zijn stadswallen.
* Uit een oorkonde uit 1296 blijkt dat Jan II, hertog van Brabant, aan Hendrik van Megen en Jan van Vught, beide poorters van 's-Hertogenbosch, toestemming geeft om een windmolen te bouwen aan de Vughterdijk.
*In een oorkonde van 1297 wordt, behalve de watermolen aan de Vughterstraat, wederom een windmolen genoemd aan de Vughterdijk, die Jan van Vught en Hendrik van Megen van plan zijn te bouwen. Het is waarschijnlijk ook de plaats waar het laatste restant van de historische opvolger: 'De Nieuwe Steenen Molen', bekend als "de molen van Van Esch", als laatste molen van 's-Hertogenbosch in 1938/1939 werd gesloopt. De alpha en omega van het molenpatrimonium van 's-Hertogenbosch.
*Op kaart van Jacob van Deventer van + 1545 zijn 10 molens bij Hintham; 3 bij Orthen; 2 molens bij de Vughterpoort en 2 bij Buerde en de Oude Hulst (aan de zuidkant van de stad) te zien. De juistheid van dit aantal molens blijkt ook uit de Schepenprotocollen uit die periode. Het grootste aantal (17), meestal standerdmolens, dat 's-Hertogenbosch heeft gekend midden de 16e eeuw.
* In 1291 wordt met toestemming van Hertog Jan II, hertog van Brabant, de tweede standerdmolen van Noord-Brabant opgericht in Waalwijk.
* Het bestuurlijk centrum van het vroegere Gewest Brabant, 's-Hertogenbosch, kende in zijn molen-glorietijd zeventien windmolens buiten zijn stadswallen.
* Uit een oorkonde uit 1296 blijkt dat Jan II, hertog van Brabant, aan Hendrik van Megen en Jan van Vught, beide poorters van 's-Hertogenbosch, toestemming geeft om een windmolen te bouwen aan de Vughterdijk.
*In een oorkonde van 1297 wordt, behalve de watermolen aan de Vughterstraat, wederom een windmolen genoemd aan de Vughterdijk, die Jan van Vught en Hendrik van Megen van plan zijn te bouwen. Het is waarschijnlijk ook de plaats waar het laatste restant van de historische opvolger: 'De Nieuwe Steenen Molen', bekend als "de molen van Van Esch", als laatste molen van 's-Hertogenbosch in 1938/1939 werd gesloopt. De alpha en omega van het molenpatrimonium van 's-Hertogenbosch.
*Op kaart van Jacob van Deventer van + 1545 zijn 10 molens bij Hintham; 3 bij Orthen; 2 molens bij de Vughterpoort en 2 bij Buerde en de Oude Hulst (aan de zuidkant van de stad) te zien. De juistheid van dit aantal molens blijkt ook uit de Schepenprotocollen uit die periode. Het grootste aantal (17), meestal standerdmolens, dat 's-Hertogenbosch heeft gekend midden de 16e eeuw.
* Pas op het einde van de zestiende, begin zeventiende eeuw, werden de windmolens van buiten de stadswallen naar plaatsen op de stadswallen verplaatst. De eerste vermelding van een molen op de stadswal is de vergunning voor de oprichting van een windmolen, door Aart Peter Stevensz., op een stuk grond tegen de stadswal "achter de Tolbrug" in 1504.
* Zoals reeds eerder vermeld, werden de windmolens vanwege de windvang meestal buiten de stad gebouwd. Zelfs een "ordonantie" uit 1543 van Keizer Karel V om alle bebouwing tot een afstand van 500 passen buiten de stadswallen af te breken, ging kennelijk nog aan de molens voorbij, gezien de eerder genoemde kaart van Jacob Deventer uit 1545 waarop we nog 17 molens buiten de stadsmuur tellen. In een kohier van 1552 worden tenminste 58 bakkers genoemd met een gemiddelde ovencapaciteit van ongeveer 400 broden van 800 gram per dag. Verder worden 21 korenkopers en 18 (?) windmolens vermeld die in bedrijf gehouden worden door 35 molenaars.
* Tijdens de storm van 6 januari 1557 zijn in 's-Hertogenbosch vijf standerdmolens omgewaaid en vonden 2 molenaars de dood. Het aantal kwam daarmee even op 12 (?). Pas in 1585 werden de molens die buiten de wallen stonden, op uitdrukkelijk bevel van de stad, verplaatst naar plaatsen op de stadswallen, vaak op geschutskatten of schutsbanken op de bastions. Dit is duidelijk te zien op onderstaande kaart van Blaeu uit 1649, die 12 walmolens, het grootste aantal, aangeeft. We kunnen met enige zekerheid stellen dat na 1600 de molens buiten de wallen verdwenen zijn.
* Zoals reeds eerder vermeld, werden de windmolens vanwege de windvang meestal buiten de stad gebouwd. Zelfs een "ordonantie" uit 1543 van Keizer Karel V om alle bebouwing tot een afstand van 500 passen buiten de stadswallen af te breken, ging kennelijk nog aan de molens voorbij, gezien de eerder genoemde kaart van Jacob Deventer uit 1545 waarop we nog 17 molens buiten de stadsmuur tellen. In een kohier van 1552 worden tenminste 58 bakkers genoemd met een gemiddelde ovencapaciteit van ongeveer 400 broden van 800 gram per dag. Verder worden 21 korenkopers en 18 (?) windmolens vermeld die in bedrijf gehouden worden door 35 molenaars.
* Tijdens de storm van 6 januari 1557 zijn in 's-Hertogenbosch vijf standerdmolens omgewaaid en vonden 2 molenaars de dood. Het aantal kwam daarmee even op 12 (?). Pas in 1585 werden de molens die buiten de wallen stonden, op uitdrukkelijk bevel van de stad, verplaatst naar plaatsen op de stadswallen, vaak op geschutskatten of schutsbanken op de bastions. Dit is duidelijk te zien op onderstaande kaart van Blaeu uit 1649, die 12 walmolens, het grootste aantal, aangeeft. We kunnen met enige zekerheid stellen dat na 1600 de molens buiten de wallen verdwenen zijn.
* Kennelijk had de stad al wel de beschikking over een (of meer) watermolens. Historisch gezien is dat mogelijk juist: watermolens zijn eerder ontstaan dan windmolens. Tot wanneer de watermolens aan de Vughterstraat bestaan hebben is niet duidelijk, maar ze zijn eind 15e eeuw wel afgebroken. Uit latere documenten blijkt dat er ook watermolens gedraaid hebben bij De Boom en in het Bolwerk Isabella. In de literatuur is sprake van enkele andere watermolens in de stad; hiervan zijn echter nog geen documenten of overblijfselen gevonden.
* Naast de wind- en watermolens hebben er vele rosmolens bestaan. De oudste vermelding uit 1371 was een rosmolen ingericht voor het slaan van olie uit zaden: een ros-oliemolen. Deze vaak kleine en eenvoudige werktuigen konden gemakkelijk afgebroken en verplaatst worden. Vanwege het brandgevaar en het lawaai dat een olieslagerij maakte, werd deze vaak buiten de stad gebouwd. Het is daarom moeilijk om een juist inzicht te krijgen in het aantal dat er heeft bestaan, maar een twintigtal zullen het er zeker geweest zijn, gezien de behoefte aan olie voor de bevolking in die tijd.
* Naast olieslaan werden er ook zaden gemalen, m.b.v. ros-korenmolens. Vanaf het begin van de achttiende eeuw werden er ook paarden-grutmolens opgericht. Het moeten er tientallen geweest zijn. Men bouwde deze meestal binnen de stadsmuren.
* In de buurt van Orthen heeft een wipwatermolen (1611) gestaan voor het bemalen van het Bossche Veld. In 1619 werd er een tweede molen bij gebouwd om meer capaciteit te verkrijgen Het zijn waarschijnlijk ook deze molens die Ing. Leeghwater heeft gebruikt voor het wegmalen van het water tijdens de belegering van 's-Hertogenbosch door Frederik Hendrik in 1629.
* Naast de wind- en watermolens hebben er vele rosmolens bestaan. De oudste vermelding uit 1371 was een rosmolen ingericht voor het slaan van olie uit zaden: een ros-oliemolen. Deze vaak kleine en eenvoudige werktuigen konden gemakkelijk afgebroken en verplaatst worden. Vanwege het brandgevaar en het lawaai dat een olieslagerij maakte, werd deze vaak buiten de stad gebouwd. Het is daarom moeilijk om een juist inzicht te krijgen in het aantal dat er heeft bestaan, maar een twintigtal zullen het er zeker geweest zijn, gezien de behoefte aan olie voor de bevolking in die tijd.
* Naast olieslaan werden er ook zaden gemalen, m.b.v. ros-korenmolens. Vanaf het begin van de achttiende eeuw werden er ook paarden-grutmolens opgericht. Het moeten er tientallen geweest zijn. Men bouwde deze meestal binnen de stadsmuren.
* In de buurt van Orthen heeft een wipwatermolen (1611) gestaan voor het bemalen van het Bossche Veld. In 1619 werd er een tweede molen bij gebouwd om meer capaciteit te verkrijgen Het zijn waarschijnlijk ook deze molens die Ing. Leeghwater heeft gebruikt voor het wegmalen van het water tijdens de belegering van 's-Hertogenbosch door Frederik Hendrik in 1629.
* Dat het aantal molens kleiner was geworden, heeft waarschijnlijk te maken met de geringere behoefte door het teruglopen van het aantal inwoners tijdens de Tachtigjarige Oorlog, maar ook ten gevolge van de verhoogde productie van de molens door de technische verbeteringen aan de maalinrichtingen.
* De eerste stenen molen was de 'Oude Steenen Molen' op het Bastion Oranje, gebouwd in 1673, ter vervanging van de acht jaar eerder afgebrande standerdmolen die 'run' maalde. De tweede stenen molen, de 'Nieuwe Steenen Molen', werd gebouwd na 1720 op het Bastion Deuteren, ter vervanging van de verbrande standermolen. De derde stenen molen was de in 1760 gebouwde poldermolen van de polder 'Van der Eigen', die tegenover Engelen aan de Dieze stond. Waarschijnlijk gaat het hier om een vervanging van een (houten) wipmolen. De vierde stenen molen werd pas in 1800 gebouwd op het Bastion Maria. Het was tevens de laatste uit bakstenen opgebouwde molen.
* Vanaf ongeveer 1750 blijft het aantal molens vrijwel constant: 9 stuks.
* Aan het begin van de 19e eeuw heeft er aan de Papenhulst gedurende enige tijd een windzaagmolen gestaan. Waarschijnlijk heeft men deze al spoedig verplaatst naar Halder om dichter bij het te zagen hout te zitten.
* Gedurende de tweede helft van de 19e eeuw werden de meeste molens van de stad afgebroken. Alleen de 'Nieuwe Steenen Molen' en de 'Santvlietmolen' (op Bastion Vught) haalden de 20e eeuw. De laatst genoemde is omstreeks 1900 verplaatst is naar Best.
* De eerste stenen molen was de 'Oude Steenen Molen' op het Bastion Oranje, gebouwd in 1673, ter vervanging van de acht jaar eerder afgebrande standerdmolen die 'run' maalde. De tweede stenen molen, de 'Nieuwe Steenen Molen', werd gebouwd na 1720 op het Bastion Deuteren, ter vervanging van de verbrande standermolen. De derde stenen molen was de in 1760 gebouwde poldermolen van de polder 'Van der Eigen', die tegenover Engelen aan de Dieze stond. Waarschijnlijk gaat het hier om een vervanging van een (houten) wipmolen. De vierde stenen molen werd pas in 1800 gebouwd op het Bastion Maria. Het was tevens de laatste uit bakstenen opgebouwde molen.
* Vanaf ongeveer 1750 blijft het aantal molens vrijwel constant: 9 stuks.
* Aan het begin van de 19e eeuw heeft er aan de Papenhulst gedurende enige tijd een windzaagmolen gestaan. Waarschijnlijk heeft men deze al spoedig verplaatst naar Halder om dichter bij het te zagen hout te zitten.
* Gedurende de tweede helft van de 19e eeuw werden de meeste molens van de stad afgebroken. Alleen de 'Nieuwe Steenen Molen' en de 'Santvlietmolen' (op Bastion Vught) haalden de 20e eeuw. De laatst genoemde is omstreeks 1900 verplaatst is naar Best.
* Het molenbestand is steeds wisselend geweest. Oorzaak: de vaak grillige natuur (storm), maar ook brand en stadsuitbreiding veroorzaakten afbraak of verplaatsing van molens. Een standerdmolen kon bovendien gemakkelijk gedemonteerd en verplaast worden. Een belangrijke oorzaak van het verdwijnen van windmolens was de ontwikkeling van de walsenstoel, die een betere kwaliteit meel levert. Het graan kon niet in een keer tot meel worden gemalen, hiervoor waren meerdere walsenstoelen nodig.
* Daarom zijn walsenstoelen nauwelijks in molens toegepast. In 's-Hertogenbosch maalden de molens vooral voor de bakkerijen en daarom verloren zij de concurentie met het fabrieksmeel. Op het platteland bleven de molens langer in bedrijf omdat deze vaak ook nog veevoer maalden. De komst van de stoommachine vormde aanvankelijk geen bedreiging voor de molens, omdat veel molenaars deze als hulpkracht erbij plaatsten. Eigenlijk geldt dat ook voor de verbrandingsmotor, maar die kwam voor de Bossche molens te laat. Wiekverbeteringen en andere vernuftigheden konden op de Bossche molens niet meer worden toegepast, want:
* Er was geen Tweede Wereldoorlog nodig om de laatste molen van 's-Hertogenbosch te laten verdwijnen. In 1938/1939 wordt de 'Nieuwe Steenen Molen', beter bekend als "de molen van Van Esch", aan de Vughterweg (Bastion Deuteren) gesloopt.
* Met de sloop van deze molen kwam er een einde aan het molenpatrimonium van 's-Hertogenbosch.
* Pikant detail: Het molenaarsgilde 'St.Victor' (de beschermheilige van o.a. de molenaars) houdt in de zomer van 1935 (21 juli?) haar jubileumbijeenkomst in 's-Hertogenbosch, waarbij de film "Stoere werkers, molens in Nederland 1930 -1933" haar premiere heeft. De film werd aangekondigd als: "de grootste en unieke molenfilm ter wereld". De stad heeft echter niet één molen meer.....
* Daarom zijn walsenstoelen nauwelijks in molens toegepast. In 's-Hertogenbosch maalden de molens vooral voor de bakkerijen en daarom verloren zij de concurentie met het fabrieksmeel. Op het platteland bleven de molens langer in bedrijf omdat deze vaak ook nog veevoer maalden. De komst van de stoommachine vormde aanvankelijk geen bedreiging voor de molens, omdat veel molenaars deze als hulpkracht erbij plaatsten. Eigenlijk geldt dat ook voor de verbrandingsmotor, maar die kwam voor de Bossche molens te laat. Wiekverbeteringen en andere vernuftigheden konden op de Bossche molens niet meer worden toegepast, want:
* Er was geen Tweede Wereldoorlog nodig om de laatste molen van 's-Hertogenbosch te laten verdwijnen. In 1938/1939 wordt de 'Nieuwe Steenen Molen', beter bekend als "de molen van Van Esch", aan de Vughterweg (Bastion Deuteren) gesloopt.
* Met de sloop van deze molen kwam er een einde aan het molenpatrimonium van 's-Hertogenbosch.
* Pikant detail: Het molenaarsgilde 'St.Victor' (de beschermheilige van o.a. de molenaars) houdt in de zomer van 1935 (21 juli?) haar jubileumbijeenkomst in 's-Hertogenbosch, waarbij de film "Stoere werkers, molens in Nederland 1930 -1933" haar premiere heeft. De film werd aangekondigd als: "de grootste en unieke molenfilm ter wereld". De stad heeft echter niet één molen meer.....
Achtereenvolgens worden de 19 windmolenlocaties met de bijbehorende molens uitvoerig besproken.
* Per molen wordt stil gestaan bij de (eventuele) naam; de (vermoedelijke) locatie; het (vermoedelijke) bouwjaar en het(vermoedelijke) jaar van verdwijning of afbraak; het (vermoedelijke) type molen; de (vermoedelijke) functie; de eventuele materiële getuigen; (eventuele) topografische en historische gegevens.
1. Molen van het Gasthuis (op de Kasterenwal)

Fragment van de kaart van Blaeu, 1645
Naam: onbekend.
Locatie: op de Kasterenwal, tussen Vliertstraat en Gervenstraat (achter het Groot-Ziekengasthuis)
Bouwjaar: onbekend.
Type: waarschijnlijk een standerdmolen.
Functie: vermoedelijk het malen van schors.
Verdwenen: onbekend.
Materiële getuigen: geen.
Topografische gegevens: Kaarten van Blaeu, 1649.
Aanvullende historische gegevens
* Van 1532 tot halverwege de zeventiende eeuw is er sprake van de molenwerf van het Gasthuis. Deze werf was te vinden bij de stadsmuur achter de Tolbrug naast de beemd van het Gasthuis. Het Gasthuis had op deze plaats ook met een rosmolen gewerkt.
* In 1596 werd aan Goyaart van Engeland, rector van het Gasthuis, vergunning verleend om een nieuwe molen in de beemd achter het Gasthuis op te richten. Bij het verlenen van de bouwvergunning had de stad nog aanvullende voorwaarden gesteld zoals die ook aan andere molenaars gesteld waren. Deze kwamen voort uit de verdediging van de stad. Omdat de molens zowat de hoogste gebouwen op de stadswal waren, hadden de molenaars de verplichting de nadering van krijgsvolk aan de stadswachten te melden. Wanneer het zicht slecht was of als het donker was en de stadswachten slechts op geluiden konden afgaan, mochten de molens niet draaien.
* In 1609 doen de eigenaars van huizen in de omgeving een verzoek aan de Schepenen van de stad om het Groot Gasthuis te verbieden op de molen schors te malen. De grote kans op brand door het malen van schors zal hiervoor de reden zijn geweest.
* In 1635 werd door het Groot-Ziekengasthuis een runmolen opgercht op het Bastion Oranje. Dit is waarschijnlijk de molen die op de Kasterenwal stond.
Locatie: op de Kasterenwal, tussen Vliertstraat en Gervenstraat (achter het Groot-Ziekengasthuis)
Bouwjaar: onbekend.
Type: waarschijnlijk een standerdmolen.
Functie: vermoedelijk het malen van schors.
Verdwenen: onbekend.
Materiële getuigen: geen.
Topografische gegevens: Kaarten van Blaeu, 1649.
Aanvullende historische gegevens
* Van 1532 tot halverwege de zeventiende eeuw is er sprake van de molenwerf van het Gasthuis. Deze werf was te vinden bij de stadsmuur achter de Tolbrug naast de beemd van het Gasthuis. Het Gasthuis had op deze plaats ook met een rosmolen gewerkt.
* In 1596 werd aan Goyaart van Engeland, rector van het Gasthuis, vergunning verleend om een nieuwe molen in de beemd achter het Gasthuis op te richten. Bij het verlenen van de bouwvergunning had de stad nog aanvullende voorwaarden gesteld zoals die ook aan andere molenaars gesteld waren. Deze kwamen voort uit de verdediging van de stad. Omdat de molens zowat de hoogste gebouwen op de stadswal waren, hadden de molenaars de verplichting de nadering van krijgsvolk aan de stadswachten te melden. Wanneer het zicht slecht was of als het donker was en de stadswachten slechts op geluiden konden afgaan, mochten de molens niet draaien.
* In 1609 doen de eigenaars van huizen in de omgeving een verzoek aan de Schepenen van de stad om het Groot Gasthuis te verbieden op de molen schors te malen. De grote kans op brand door het malen van schors zal hiervoor de reden zijn geweest.
* In 1635 werd door het Groot-Ziekengasthuis een runmolen opgercht op het Bastion Oranje. Dit is waarschijnlijk de molen die op de Kasterenwal stond.
2. Molen bij De Boom

Kaart van Meisner, ca.1625 en Detail van kaart van Meisner
Naam: onbekend.
Locatie: thans ter plaatse van de Citadel.
Bouwjaar: onbekend.
Type: (vermoedelijk) een standerdmolen.
Functie: onbekend.
Verdwenen: waarschijnlijk in 1636.
Materiële getuigen: Niet bekend; er zouden nog fundamenten (poeren) aanwezig kunnen zijn.
Topografische gegevens: Kaart van Meisner, ca. 1625.
Aanvullende historische gegevens
* Op bovengenoemde kaart staat een molen op het bolwerk oostelijk van De Boom afgebeeld. Waarschijnlijk was dit de korenmolen van Arnout Donckers die tussen 1636 en 1639 werd verplaatst naar het Bastion St. Antonie. De aanleg van de Citadel (in 1637) zal de afbraak van de molen noodzakelijk gemaakt hebben
Locatie: thans ter plaatse van de Citadel.
Bouwjaar: onbekend.
Type: (vermoedelijk) een standerdmolen.
Functie: onbekend.
Verdwenen: waarschijnlijk in 1636.
Materiële getuigen: Niet bekend; er zouden nog fundamenten (poeren) aanwezig kunnen zijn.
Topografische gegevens: Kaart van Meisner, ca. 1625.
Aanvullende historische gegevens
* Op bovengenoemde kaart staat een molen op het bolwerk oostelijk van De Boom afgebeeld. Waarschijnlijk was dit de korenmolen van Arnout Donckers die tussen 1636 en 1639 werd verplaatst naar het Bastion St. Antonie. De aanleg van de Citadel (in 1637) zal de afbraak van de molen noodzakelijk gemaakt hebben
3. Molen bij Rondeel St.Cornelius

Fragment van de kaart van Braun en Hoogenberg, 1588
Naam: onbekend.
Locatie: nabij het Rondeel St. Cornelius; in oude documenten aangeduid als "bij de Vughterpoort oostwaarts nabij het rondeel halverwege de Parklaan.
Bouwjaar: onbekend; de molen wordt aangegeven op kaarten van 1566 tot en met 1649.
Type: standerdmolen.
Functie: onbekend; vermoedelijk malen van graan.
Verdwenen: onbekend; voor 1680 (?).
Oorzaak: onbekend.
Materiële getuigen: Niet bekend; er zouden nog fundamenten (poeren) aanwezig kunnen zijn.
Topografische gegevens: Kaarten van Braun/Hogenberg, 1588; Blaeu, 1649. Blaeu tekent de molen enkele tientallen meters westelijk van het rondeel.
Aanvullende historische gegevens
* In een document van 1601 is er sprake van molenstenen. Dit wijst op het hebben van een maalfunktie. Waarschijnlijk gaat het om graan, maar ook run en mout werden met stenen gemalen.... De molen is tijdens het beleg van 1601 "omgehouwen". Omdat de belegeraars niet binnen de wallen zijn geraakt, moet dit door de Bosschenaren zelf gedaan zijn. Misschien was men bang voor brandgevaar, als de molen in brand geschoten zou worden. De molen stond dicht bij de huizen. Het moet daarom ook een standerdmolen geweest zijn, omdat deze gemakkelijk kan worden "omgehouwen". In een rapport van de schade dat na het beleg werd opgemaakt, wordt de molen aangeduid als staande "achter de Cruijsbroederen bij de Vuchterenpoorte oostwaarts". (Opgave der Schade aan de openbare en particuliere Gebouwen bij het bombardement in het jaar 1601; in Gemeente-archief ‘s-Hertogenbosch, Oud Archief.)
* Vermoedelijk is het ook deze molen die bedoeld wordt met 'Bleycks Molen', die nog genoemd wordt in de lijsten van de 'Impost (=belasting) op het gemaal'. De molen bij het Rondeel St. Cornelius wordt nog genoemd in het 'Boek van het Stadsgemaal' van 1680. Van deze molen zijn geen documenten ná 1680 bekend.
Locatie: nabij het Rondeel St. Cornelius; in oude documenten aangeduid als "bij de Vughterpoort oostwaarts nabij het rondeel halverwege de Parklaan.
Bouwjaar: onbekend; de molen wordt aangegeven op kaarten van 1566 tot en met 1649.
Type: standerdmolen.
Functie: onbekend; vermoedelijk malen van graan.
Verdwenen: onbekend; voor 1680 (?).
Oorzaak: onbekend.
Materiële getuigen: Niet bekend; er zouden nog fundamenten (poeren) aanwezig kunnen zijn.
Topografische gegevens: Kaarten van Braun/Hogenberg, 1588; Blaeu, 1649. Blaeu tekent de molen enkele tientallen meters westelijk van het rondeel.
Aanvullende historische gegevens
* In een document van 1601 is er sprake van molenstenen. Dit wijst op het hebben van een maalfunktie. Waarschijnlijk gaat het om graan, maar ook run en mout werden met stenen gemalen.... De molen is tijdens het beleg van 1601 "omgehouwen". Omdat de belegeraars niet binnen de wallen zijn geraakt, moet dit door de Bosschenaren zelf gedaan zijn. Misschien was men bang voor brandgevaar, als de molen in brand geschoten zou worden. De molen stond dicht bij de huizen. Het moet daarom ook een standerdmolen geweest zijn, omdat deze gemakkelijk kan worden "omgehouwen". In een rapport van de schade dat na het beleg werd opgemaakt, wordt de molen aangeduid als staande "achter de Cruijsbroederen bij de Vuchterenpoorte oostwaarts". (Opgave der Schade aan de openbare en particuliere Gebouwen bij het bombardement in het jaar 1601; in Gemeente-archief ‘s-Hertogenbosch, Oud Archief.)
* Vermoedelijk is het ook deze molen die bedoeld wordt met 'Bleycks Molen', die nog genoemd wordt in de lijsten van de 'Impost (=belasting) op het gemaal'. De molen bij het Rondeel St. Cornelius wordt nog genoemd in het 'Boek van het Stadsgemaal' van 1680. Van deze molen zijn geen documenten ná 1680 bekend.
4. Molen van De Baselaars

Fragment uit de kaart van Blaeu, ca.1645
Naam: onbekend.
Locatie: tussen De Bleek en de stadsmuur bij het rondeel in het verlengde van de Bethaniëstraat
Bouwjaar: 1575.
Type: standerdmolen.
Functie: korenmolen.
Verdwenen: vóór 1673.
Oorzaak: onbekend.
Materiële getuigen: Niet bekend; er zouden nog fundamenten (poeren) aanwezig kunnen zijn.
Topografische gegevens: Kaarten van Braun/Hogenberg, 1588; Blaeu, ca. 1645. Blaeu tekent de molen ongeveer halverwege tussen de Toren voor de Judasbrug en het eerste rondeel nabij bastion Baselaar.
Aanvullende historische gegevens
* Het was de korenmolen van het Convent van Baseldonk, ook wel "De Baselaars" genaamd, die in 1575 vergunning kregen. De molen werd in 1629 en 1641, tesamen met vele andere kloostergoederen, geconfisqueerd en verkocht aan Frans Blom. De molen is daarna nog enkele keren verkocht. Na 1659 vernemen we er niets meer van. Vóór 1673 moet de molen verdwenen zijn omdat in dat jaar de lege molenwerf genoemd wordt. In dat jaar werd door het stadsbestuur een nieuwe plaats gezocht voor de molen van Hendrick van Susteren, die met een molen op de Kasterenwal, vlak bij het kruithuis, stond en die daar afgebroken moest worden. Een van de drie aangewezen plaatsen was de molenwerf van "De Baselaars" die toen vrij was.
* Gedurende de eerste helft van de achttiende eeuw stond er een molen op het Bastion Maria met de naam 'Baselaarsmolen' . Een relatie met deze 'Molen van de Baselaars' is niet bekend.
Locatie: tussen De Bleek en de stadsmuur bij het rondeel in het verlengde van de Bethaniëstraat
Bouwjaar: 1575.
Type: standerdmolen.
Functie: korenmolen.
Verdwenen: vóór 1673.
Oorzaak: onbekend.
Materiële getuigen: Niet bekend; er zouden nog fundamenten (poeren) aanwezig kunnen zijn.
Topografische gegevens: Kaarten van Braun/Hogenberg, 1588; Blaeu, ca. 1645. Blaeu tekent de molen ongeveer halverwege tussen de Toren voor de Judasbrug en het eerste rondeel nabij bastion Baselaar.
Aanvullende historische gegevens
* Het was de korenmolen van het Convent van Baseldonk, ook wel "De Baselaars" genaamd, die in 1575 vergunning kregen. De molen werd in 1629 en 1641, tesamen met vele andere kloostergoederen, geconfisqueerd en verkocht aan Frans Blom. De molen is daarna nog enkele keren verkocht. Na 1659 vernemen we er niets meer van. Vóór 1673 moet de molen verdwenen zijn omdat in dat jaar de lege molenwerf genoemd wordt. In dat jaar werd door het stadsbestuur een nieuwe plaats gezocht voor de molen van Hendrick van Susteren, die met een molen op de Kasterenwal, vlak bij het kruithuis, stond en die daar afgebroken moest worden. Een van de drie aangewezen plaatsen was de molenwerf van "De Baselaars" die toen vrij was.
* Gedurende de eerste helft van de achttiende eeuw stond er een molen op het Bastion Maria met de naam 'Baselaarsmolen' . Een relatie met deze 'Molen van de Baselaars' is niet bekend.
5. Molen van de Zusters van Orthen

Naam: onbekend.
Locatie: waarschijnlijk op de Noordwal nabij de Kanaalstraat.
Bouwjaar: 1592.
Type: (vermoedelijk) een standerdmolen.
Functie: onbekend.
Verdwenen: 1627.
Oorzaak: verplaatsing.
Marteriële getuigen: Niet bekend. Er zouden fundamenten (poeren) aanwezig kunnen zijn.
Topografische gegevens: Niet bekend. De molen stond op het terrein van het Convent.
Aanvullende historische gegevens
* De meeste molens die op het einde van de 16e eeuw op de stadswallen werden opgericht hadden vaak eerder buiten de stadswallen gestaan. Zo ook de molen van de Zusters van Orthen. Op 18 april 1592 hadden zij vergunning gekregen om hun molen te verplaatsen naar hun terrein binnen het Convent in de stad.
* In november 1627 kregen zij vergunning om hun molen nogmaals te verplaatsen i.v.m. de verbetering van de vestingwerken. Bovendien hielden de huizen in de omgeving de wind te veel tegen, waardoor de molen niet goed kon funktioneren. De molen werd verplaatst naar het Bastion St. Albert (Bastion Vught).
Locatie: waarschijnlijk op de Noordwal nabij de Kanaalstraat.
Bouwjaar: 1592.
Type: (vermoedelijk) een standerdmolen.
Functie: onbekend.
Verdwenen: 1627.
Oorzaak: verplaatsing.
Marteriële getuigen: Niet bekend. Er zouden fundamenten (poeren) aanwezig kunnen zijn.
Topografische gegevens: Niet bekend. De molen stond op het terrein van het Convent.
Aanvullende historische gegevens
* De meeste molens die op het einde van de 16e eeuw op de stadswallen werden opgericht hadden vaak eerder buiten de stadswallen gestaan. Zo ook de molen van de Zusters van Orthen. Op 18 april 1592 hadden zij vergunning gekregen om hun molen te verplaatsen naar hun terrein binnen het Convent in de stad.
* In november 1627 kregen zij vergunning om hun molen nogmaals te verplaatsen i.v.m. de verbetering van de vestingwerken. Bovendien hielden de huizen in de omgeving de wind te veel tegen, waardoor de molen niet goed kon funktioneren. De molen werd verplaatst naar het Bastion St. Albert (Bastion Vught).
6. Molen bij de Grote Hekel

Kaart van Blaeu, c.a. 1645.
Het betreft de onderste molen
Naam: onbekend.
Locatie: bij de Grote Hekel, achter de Papenhulst (nabij de Toren voor de Judasbrug)
Bouwjaar: onbekend; in ieder geval na 1594.
Type: (vermoedelijk). een standerdmolen.
Functie: onbekend.
Verdwenen: 1670.
Oorzaak: afgebroken wegens bouwvalligheid en gebrek aan gemaal.
Materiële getuigen: Niet bekend; er zouden nog fundamenten (poeren) aanwezig kunnen zijn onder het plaveisel van de Hekellaan.
Topografische gegevens: Kaart van Blaeu, ca. 1645. Hij tekent de molen enkele tientallen meters noordoostelijk van de toren.
Aanvullende historische gegevens
* De molen is waarschijnlijk de opvolger van de molen van Jacob van Casteren op de Kasterenwal. In 1594 vroeg Marcelis Van Casteren namelijk vergunning voor de verplaatsing van de molen.
In 1650 bezit Hendrick van Casteren een molen op de stadswal bij de Grote Hekel achter de Papenhulst. Die molen werd in 1670 afgebroken wegens bouwvalligheid en gebrek aan gemaal.
In 1673 werd besloten dat Van Casteren de "Verponding" weer zou moeten gaan betalen zodra zijn molen weer opgebouwd zou zijn. De molen werd toen weer op de Kasterenwal opgericht.
Locatie: bij de Grote Hekel, achter de Papenhulst (nabij de Toren voor de Judasbrug)
Bouwjaar: onbekend; in ieder geval na 1594.
Type: (vermoedelijk). een standerdmolen.
Functie: onbekend.
Verdwenen: 1670.
Oorzaak: afgebroken wegens bouwvalligheid en gebrek aan gemaal.
Materiële getuigen: Niet bekend; er zouden nog fundamenten (poeren) aanwezig kunnen zijn onder het plaveisel van de Hekellaan.
Topografische gegevens: Kaart van Blaeu, ca. 1645. Hij tekent de molen enkele tientallen meters noordoostelijk van de toren.
Aanvullende historische gegevens
* De molen is waarschijnlijk de opvolger van de molen van Jacob van Casteren op de Kasterenwal. In 1594 vroeg Marcelis Van Casteren namelijk vergunning voor de verplaatsing van de molen.
In 1650 bezit Hendrick van Casteren een molen op de stadswal bij de Grote Hekel achter de Papenhulst. Die molen werd in 1670 afgebroken wegens bouwvalligheid en gebrek aan gemaal.
In 1673 werd besloten dat Van Casteren de "Verponding" weer zou moeten gaan betalen zodra zijn molen weer opgebouwd zou zijn. De molen werd toen weer op de Kasterenwal opgericht.
7. Molen van de Tafel van de Heilige Geest

Fragment van de kaart van Blaeu, 1645
Naam: In oude documenten wordt hij "De molen achter het Geefhuis" genoemd.
Locatie: op de Noordwal, ongeveer halverwege de Van Berckelstraat en de Kanaalstraat.
Bouwjaar: 1596.
Type: standerdmolen.
Functie: malen van graan.
Verdwenen: onbekend.
Oorzaak: onbekend.
Materiële getuigen: Niet bekend; er zouden nog fundamenten (poeren) aanwezig kunnen zijn.
Topografische gevens: Niet bekend.
Aanvullende historische gegevens
* In 1596 werd door de 'Tafel van de Heilige Geest' , op zijn terrein op de stadswal, een molen opgericht. Deze molen werd opgericht ter vervanging van "een molen staande op een werf aan de steenweg buiten de Hinthamerpoort". Van deze molenwerf is overigens al sprake in 1526. Marcelis van Casteren, molenaar van de molen bij de Muntelpoort, had reeds in 1594 bezwaar gemaakt tegen de oprichting van deze molen. Hij meende dat de 'Molen van het Geefhuis' zijn molen teveel wind uit de zeilen zou nemen. Na "rijpe delibratie" verklaarde de regering van de stad dat zij geenszins de bedoeling had oude rechten, het ging hier met name om het windrecht, te negeren. Zowel Marcelis van Casteren als de 'Tafel van de Heilige Geest' bezaten dat recht. De "Drie Leden" van de stad waren echter van mening dat de op te richten molen geen nadeel met zich zou brengen voor de molen van Van Casteren. Daarop kreeg Jacob van Balen de gevraagde vergunning op 28 april 1597. De bouw van de molen was echter in 1596 al begonnen! Hij moest wel zijn molenwerf voldoende beschoeien en mocht de gracht niet zodanig versmallen dat de gewone schuiten er niet meer door zouden kunnen.
* Bij het beleg van 1601 leed de molen lichte schade: de windpeluw en de molenborst werden beschadigd. De molen komt nog voor op de kaart van Blaeu van 1649. Het is niet bekend wanneer de molen verdwenen is. Vanwege de heroprichting van de molen van Van Casteren op de Kasterenwal in 1673 zal de 'Molen achter het Geefhuis' toen al verdwenen zijn geweest.
Locatie: op de Noordwal, ongeveer halverwege de Van Berckelstraat en de Kanaalstraat.
Bouwjaar: 1596.
Type: standerdmolen.
Functie: malen van graan.
Verdwenen: onbekend.
Oorzaak: onbekend.
Materiële getuigen: Niet bekend; er zouden nog fundamenten (poeren) aanwezig kunnen zijn.
Topografische gevens: Niet bekend.
Aanvullende historische gegevens
* In 1596 werd door de 'Tafel van de Heilige Geest' , op zijn terrein op de stadswal, een molen opgericht. Deze molen werd opgericht ter vervanging van "een molen staande op een werf aan de steenweg buiten de Hinthamerpoort". Van deze molenwerf is overigens al sprake in 1526. Marcelis van Casteren, molenaar van de molen bij de Muntelpoort, had reeds in 1594 bezwaar gemaakt tegen de oprichting van deze molen. Hij meende dat de 'Molen van het Geefhuis' zijn molen teveel wind uit de zeilen zou nemen. Na "rijpe delibratie" verklaarde de regering van de stad dat zij geenszins de bedoeling had oude rechten, het ging hier met name om het windrecht, te negeren. Zowel Marcelis van Casteren als de 'Tafel van de Heilige Geest' bezaten dat recht. De "Drie Leden" van de stad waren echter van mening dat de op te richten molen geen nadeel met zich zou brengen voor de molen van Van Casteren. Daarop kreeg Jacob van Balen de gevraagde vergunning op 28 april 1597. De bouw van de molen was echter in 1596 al begonnen! Hij moest wel zijn molenwerf voldoende beschoeien en mocht de gracht niet zodanig versmallen dat de gewone schuiten er niet meer door zouden kunnen.
* Bij het beleg van 1601 leed de molen lichte schade: de windpeluw en de molenborst werden beschadigd. De molen komt nog voor op de kaart van Blaeu van 1649. Het is niet bekend wanneer de molen verdwenen is. Vanwege de heroprichting van de molen van Van Casteren op de Kasterenwal in 1673 zal de 'Molen achter het Geefhuis' toen al verdwenen zijn geweest.
8. Molen bij De Paustoren

Naam: onbekend.
Locatie: nabij De Paustoren.
Bouwjaar: 1611.
Type: onbekend; waarschijnlijk een standerdmolen.
Functie: korenmolen.
Verdwenen: onbekend.
Oorzaak: onbekend.
Materiële getuigen: Niet bekend; er zouden nog fundamenten (poeren) aanwezig kunnen zijn.
Topgrafische gegevens: Niet bekend.
Aanvullende historische gegevens
* De molen werd gebouwd ter vervanging van een in 1594 gebouwde molen, die verwoest was bij het beleg van 1601. Het is mogelijk dat de in 1611 gebouwde molen is verplaatst naar Bastion Hintham.
Locatie: nabij De Paustoren.
Bouwjaar: 1611.
Type: onbekend; waarschijnlijk een standerdmolen.
Functie: korenmolen.
Verdwenen: onbekend.
Oorzaak: onbekend.
Materiële getuigen: Niet bekend; er zouden nog fundamenten (poeren) aanwezig kunnen zijn.
Topgrafische gegevens: Niet bekend.
Aanvullende historische gegevens
* De molen werd gebouwd ter vervanging van een in 1594 gebouwde molen, die verwoest was bij het beleg van 1601. Het is mogelijk dat de in 1611 gebouwde molen is verplaatst naar Bastion Hintham.
9. Molen op Bastion Hintham

Detail stadsplt van J.Camp, 1789 met "Herkmolen" (M)
Naam: later genaamd: "Huysmansmolen", "Molenwaarborg" en "(Van) Herkmolen" .
Locatie: op Bastion Hintham.
Bouwjaar: onbekend; de eerste molen op deze standplaats werd vermoedelijk gebouwd kort na de aanleg van het bastion van 1614 tot 1618.
Type: standerdmolen.
Functie: malen van graan.
Verdwenen: vóór 1870.
Oorzaak: onbekend.
Materiële getuigen: Van deze molen kunnen geen materiële getuigen meer aanwezig zijn, daar de standplaats zich in de loop van de Aa bevindt.
Topografische gegevens: Kaarten van Blaeu ,1649; S.J. Holland ,1750; E.G. v.d.Plaat ,1787 en kadaster.
Aanvullende historische gegevens
* Rogier van Broeckhoven en Hendrik van Liebergen hadden in 1621 vergunning gekregen om hun windmolen te verplaatsen van de Hinthamerdijk naar de stadswal achter de Tolbrug. Deze plaatsaanduiding moet kennelijk nogal ruim worden opgevat, want het moet deze molen zijn die op de kaart van Blaeu van 1649 aangegeven is op het Bastion Hintham.
* Dat de molen van de genoemde eigenaars inderdaad op dit bastion stond, blijkt wel uit het feit dat deze nog in 1680 wordt aangeduid als "Broeckhovens Molen". Eerder had Van Broeckhoven een molen bij de Paustoren.
* In 1784 kocht Willem van Herck deze molen van Leonard Habraken.
* In het begin van de 19e eeuw werd de molen naar de toenmalige eigenaar, de "Huysmansmolen" , genoemd.
* Op een kadastrale kaart (vermoedelijk veldwerk) van circa 1830 werd de molen aangegeven als standerdmolen.
* In 1837 werd de molen in een notariële akte van notaris Rits omschreven als "houten korenwindmolen", met de onverklaarbare naam "Molenwaarborg". De laatste molenaar was ene Verhees.
* Het juiste jaar waarin de molen werd afgebroken is niet bekend, maar het moet vóór 1870 geweest zijn, want in dat jaar werd het bastion, dat in de buurt van de watertoren lag, geslecht.
Locatie: op Bastion Hintham.
Bouwjaar: onbekend; de eerste molen op deze standplaats werd vermoedelijk gebouwd kort na de aanleg van het bastion van 1614 tot 1618.
Type: standerdmolen.
Functie: malen van graan.
Verdwenen: vóór 1870.
Oorzaak: onbekend.
Materiële getuigen: Van deze molen kunnen geen materiële getuigen meer aanwezig zijn, daar de standplaats zich in de loop van de Aa bevindt.
Topografische gegevens: Kaarten van Blaeu ,1649; S.J. Holland ,1750; E.G. v.d.Plaat ,1787 en kadaster.
Aanvullende historische gegevens
* Rogier van Broeckhoven en Hendrik van Liebergen hadden in 1621 vergunning gekregen om hun windmolen te verplaatsen van de Hinthamerdijk naar de stadswal achter de Tolbrug. Deze plaatsaanduiding moet kennelijk nogal ruim worden opgevat, want het moet deze molen zijn die op de kaart van Blaeu van 1649 aangegeven is op het Bastion Hintham.
* Dat de molen van de genoemde eigenaars inderdaad op dit bastion stond, blijkt wel uit het feit dat deze nog in 1680 wordt aangeduid als "Broeckhovens Molen". Eerder had Van Broeckhoven een molen bij de Paustoren.
* In 1784 kocht Willem van Herck deze molen van Leonard Habraken.
* In het begin van de 19e eeuw werd de molen naar de toenmalige eigenaar, de "Huysmansmolen" , genoemd.
* Op een kadastrale kaart (vermoedelijk veldwerk) van circa 1830 werd de molen aangegeven als standerdmolen.
* In 1837 werd de molen in een notariële akte van notaris Rits omschreven als "houten korenwindmolen", met de onverklaarbare naam "Molenwaarborg". De laatste molenaar was ene Verhees.
* Het juiste jaar waarin de molen werd afgebroken is niet bekend, maar het moet vóór 1870 geweest zijn, want in dat jaar werd het bastion, dat in de buurt van de watertoren lag, geslecht.
10. Santvlietmolen op Bastion Vught

Naam: "Santvlietmolen".
Locatie: op Bastion Vught.
Bouwjaar: onbekend; de eerste (open) standerdmolen op deze plaats dateerde van 1627.
Type: standerdmolen.
Functie: malen van graan; de molen had in de 19e eeuw het alleenrecht in 's-Hertogenbosch tot het malen van mout.
Verdwenen: omstreeks 1900 verplaatst naar buurtschap De Vleut in de gemeente Best. Daar werd de molen afgebroken in 1929.
Oorzaak: verplaatst wegens gebrek aan economische waarde.
Materiële getuigen: Het lijkt niet waarschijnlijk dat van deze molen nog materiële getuigen aanwezig zijn. De molen stond op een zandberg (vermoedelijk een geschutskat of -bank), die geheel afgegraven is. Als de molen nog onder deze zandberg gefundeerd is geweest, zijn deze fundamenten vermoedelijk verdwenen. Bij een archeologische waarneming in 1979 werden eiken balken aangetroffen, waarvan de betekenis echter niet kon worden vastgesteld.
In Someren zit in het wiekenkruis van de standerdmolen 'Den Evert' (1543) nog een oude 'Pot-roede' met nummer 1359 uit 1887 die door Van de Westelaken werd gemaakt.
Topografische gegevens: Kaart Blaeu, 1649 en kadaster.
Aanvullende historische gegevens
* In 1627 werd aan de Zusters van Orthen vergunning verleend om hun windmolen van "binnen den convente", de toenmalige standplaats aan de Hinthamerstraat/Zusters van Orthenpoort, te verplaatsen naar het bolwerk van Sint Albert (Bastion Vught). Door de grote huizen van het klooster ving de molen te weinig wind. Tijdens het beleg in 1629 werd de molen zo zwaar beschadigd dat deze daarna gesloopt werd. De nog bruikbare balken werden gebruikt voor het herstel van andere gebouwen die bij het beleg schade hadden opgelopen. Omdat de geestelijke goederen geconfisqueerd werden, waren de Zusters niet meer in staat hun molen opnieuw op te bouwen.
* Bij de Verponding van 1635 blijkt er weer een molen te staan op dit bastion en die stond op naam van ene Van Casteren.
* Deze molenlocatie heeft tot het einde van haar bestaan een standermolen gekend. Het was de laatste standerdmolen van 's-Hertogenbosch.
* In 1834 werd in de nabijheid van de molen door molenaar F.J.van Lith een rosmolen gebouwd, ongetwijfeld om bij windstilte te kunnen malen.
* In de 19e eeuw had deze molen het alleenrecht in 's-Hertogenbosch tot het malen van mout.
* Omstreeks 1900 is de standermolen verplaatst naar het buurtschap "De Vleut" in Best. Daar werd de molen in 1929 afgebroken.
Locatie: op Bastion Vught.
Bouwjaar: onbekend; de eerste (open) standerdmolen op deze plaats dateerde van 1627.
Type: standerdmolen.
Functie: malen van graan; de molen had in de 19e eeuw het alleenrecht in 's-Hertogenbosch tot het malen van mout.
Verdwenen: omstreeks 1900 verplaatst naar buurtschap De Vleut in de gemeente Best. Daar werd de molen afgebroken in 1929.
Oorzaak: verplaatst wegens gebrek aan economische waarde.
Materiële getuigen: Het lijkt niet waarschijnlijk dat van deze molen nog materiële getuigen aanwezig zijn. De molen stond op een zandberg (vermoedelijk een geschutskat of -bank), die geheel afgegraven is. Als de molen nog onder deze zandberg gefundeerd is geweest, zijn deze fundamenten vermoedelijk verdwenen. Bij een archeologische waarneming in 1979 werden eiken balken aangetroffen, waarvan de betekenis echter niet kon worden vastgesteld.
In Someren zit in het wiekenkruis van de standerdmolen 'Den Evert' (1543) nog een oude 'Pot-roede' met nummer 1359 uit 1887 die door Van de Westelaken werd gemaakt.
Topografische gegevens: Kaart Blaeu, 1649 en kadaster.
Aanvullende historische gegevens
* In 1627 werd aan de Zusters van Orthen vergunning verleend om hun windmolen van "binnen den convente", de toenmalige standplaats aan de Hinthamerstraat/Zusters van Orthenpoort, te verplaatsen naar het bolwerk van Sint Albert (Bastion Vught). Door de grote huizen van het klooster ving de molen te weinig wind. Tijdens het beleg in 1629 werd de molen zo zwaar beschadigd dat deze daarna gesloopt werd. De nog bruikbare balken werden gebruikt voor het herstel van andere gebouwen die bij het beleg schade hadden opgelopen. Omdat de geestelijke goederen geconfisqueerd werden, waren de Zusters niet meer in staat hun molen opnieuw op te bouwen.
* Bij de Verponding van 1635 blijkt er weer een molen te staan op dit bastion en die stond op naam van ene Van Casteren.
* Deze molenlocatie heeft tot het einde van haar bestaan een standermolen gekend. Het was de laatste standerdmolen van 's-Hertogenbosch.
* In 1834 werd in de nabijheid van de molen door molenaar F.J.van Lith een rosmolen gebouwd, ongetwijfeld om bij windstilte te kunnen malen.
* In de 19e eeuw had deze molen het alleenrecht in 's-Hertogenbosch tot het malen van mout.
* Omstreeks 1900 is de standermolen verplaatst naar het buurtschap "De Vleut" in Best. Daar werd de molen in 1929 afgebroken.
11. Molen bij Het Kruithuis

Naam: onbekend.
Locatie: op de Kasterenwal, 80 voet van Het Kruithuis.
Fragment van de kaart van Blaeu, 1645.
Bouwjaar: 1627.
Type: standerdmolen.
Functie: malen van graan; er is zeer waarschijnlijk ook run gemalen.
Verdwenen: 1672.
Oorzaak: afbraak wegens gevaar van overslaan van brand naar het Kruithuis.
Materiële getuigen: Niet bekend; er zouden nog fundamenten (poeren) aanwezig kunnen zijn.
Topografische gegevens: Kaart van Blaeu, 1649.
Aanvullende historische gegevens
* In 1597 verleende de Brabantse Rekenkamer vergunning aan Goyaart van Engeland, deze keer op persoonlijke titel, om een molen op te richten bij de Orthenpoort. Hij had daartoe het windrecht gekocht van een molen, "de Hoekmolen" genaamd, die buiten de Hinthamerpoort stond en die in 1594 door de belegeraars was platgebrand. De molenwerf was daarop door de stad ingenomen in verband met de verbetering van de vestingwerken. De afstand tot de dichtstbijzijnde molen zou 355 hamervoeten gaan bedragen.
* Het bestuur van de stad had twee jaar eerder al toestemming gegeven. Daarbij bepaalde de stad dat de molen tenminste 32 hamervoeten van het binnenste van de borstwering moest blijven. De standerd van de molen moest in verband met de bewaking van de vesting minimaal 60 hamervoeten van de borstwering verwijderd blijven.
* In 1617 was op een afstand van ongeveer 25 meter een kruitmagazijn gebouwd. Tien jaar later had het niet veel gescheeld of de molen had een ramp voor de stad veroorzaakt. Tijdens een onweer, eind van dat jaar, werd de korenmolen tijdens het malen getroffen en brandde tot de grond toe af. In die tijd was juist veel kruit in het magazijn in voorraad, zodat niemand de brand durfde te blussen. Aartshertogin Isabella verbood daarop de molen op dezelfde plaats te herbouwen.
* Desondanks is dat toch gebeurd. In 1672 begon echter het stadsbestuur er toch bang voor te worden dat de molen bij een belegering van de stad (door de Fransen) in brand geschoten zou worden, met alle gevolgen van dien. De eigenaar, Van Susteren, werd gelast zijn molen af te breken en ergens anders weer op te bouwen. Er volgden de nodige vergaderingen van het stadsbestuur met Van Susteren. Hij was blijkbaar niet zo gelukkig met deze lastgeving. Hij zegde toe dat, zodra een schot op de stad zou worden gelost, hij de molen zou ontdoen van alle licht- ontvlambare delen. De zware eiken constructie zou volgens hem niet snel in brand raken.
* De stad had daar weinig vertrouwen in en na enkele nieuwe standplaatsen bekeken te hebben, kreeg Van Susteren de molenwerf op Bastion Maria toegewezen. De gemeente moest wel een aantal bomen verwijderen om de molen voldoende windvang te garanderen. (Uit: Historie der Stad en Meyerye van ‘s-Hertogenbosch; Mr.J.H. van Heurn; Utrecht 1776; herdruk ‘s-Hertogenbosch 1974; deel 2 (pag.394) en deel 3 (pag.194). De molen wordt niet meer in de 'Rekening van het gemaal' van 1673 , noch in het 'Boeck van het Stads Gemael' van 1680, vermeld.
* In 1681 verklaarde Hendrik van Susteren dat hij was "hebbende een Coorenwintmolen gestaan hebbende omtrent de Polvertooren aldaar" . Over de herbouw van de molen spreekt hij niet.
* In 1709 blijkt er inderdaad een molen, ingericht voor het malen van schors, op het Bastion Maria te staan....
Locatie: op de Kasterenwal, 80 voet van Het Kruithuis.
Fragment van de kaart van Blaeu, 1645.
Bouwjaar: 1627.
Type: standerdmolen.
Functie: malen van graan; er is zeer waarschijnlijk ook run gemalen.
Verdwenen: 1672.
Oorzaak: afbraak wegens gevaar van overslaan van brand naar het Kruithuis.
Materiële getuigen: Niet bekend; er zouden nog fundamenten (poeren) aanwezig kunnen zijn.
Topografische gegevens: Kaart van Blaeu, 1649.
Aanvullende historische gegevens
* In 1597 verleende de Brabantse Rekenkamer vergunning aan Goyaart van Engeland, deze keer op persoonlijke titel, om een molen op te richten bij de Orthenpoort. Hij had daartoe het windrecht gekocht van een molen, "de Hoekmolen" genaamd, die buiten de Hinthamerpoort stond en die in 1594 door de belegeraars was platgebrand. De molenwerf was daarop door de stad ingenomen in verband met de verbetering van de vestingwerken. De afstand tot de dichtstbijzijnde molen zou 355 hamervoeten gaan bedragen.
* Het bestuur van de stad had twee jaar eerder al toestemming gegeven. Daarbij bepaalde de stad dat de molen tenminste 32 hamervoeten van het binnenste van de borstwering moest blijven. De standerd van de molen moest in verband met de bewaking van de vesting minimaal 60 hamervoeten van de borstwering verwijderd blijven.
* In 1617 was op een afstand van ongeveer 25 meter een kruitmagazijn gebouwd. Tien jaar later had het niet veel gescheeld of de molen had een ramp voor de stad veroorzaakt. Tijdens een onweer, eind van dat jaar, werd de korenmolen tijdens het malen getroffen en brandde tot de grond toe af. In die tijd was juist veel kruit in het magazijn in voorraad, zodat niemand de brand durfde te blussen. Aartshertogin Isabella verbood daarop de molen op dezelfde plaats te herbouwen.
* Desondanks is dat toch gebeurd. In 1672 begon echter het stadsbestuur er toch bang voor te worden dat de molen bij een belegering van de stad (door de Fransen) in brand geschoten zou worden, met alle gevolgen van dien. De eigenaar, Van Susteren, werd gelast zijn molen af te breken en ergens anders weer op te bouwen. Er volgden de nodige vergaderingen van het stadsbestuur met Van Susteren. Hij was blijkbaar niet zo gelukkig met deze lastgeving. Hij zegde toe dat, zodra een schot op de stad zou worden gelost, hij de molen zou ontdoen van alle licht- ontvlambare delen. De zware eiken constructie zou volgens hem niet snel in brand raken.
* De stad had daar weinig vertrouwen in en na enkele nieuwe standplaatsen bekeken te hebben, kreeg Van Susteren de molenwerf op Bastion Maria toegewezen. De gemeente moest wel een aantal bomen verwijderen om de molen voldoende windvang te garanderen. (Uit: Historie der Stad en Meyerye van ‘s-Hertogenbosch; Mr.J.H. van Heurn; Utrecht 1776; herdruk ‘s-Hertogenbosch 1974; deel 2 (pag.394) en deel 3 (pag.194). De molen wordt niet meer in de 'Rekening van het gemaal' van 1673 , noch in het 'Boeck van het Stads Gemael' van 1680, vermeld.
* In 1681 verklaarde Hendrik van Susteren dat hij was "hebbende een Coorenwintmolen gestaan hebbende omtrent de Polvertooren aldaar" . Over de herbouw van de molen spreekt hij niet.
* In 1709 blijkt er inderdaad een molen, ingericht voor het malen van schors, op het Bastion Maria te staan....
12. Molen op de muntelwal

Detailkaart beleg in 1629. Het betreft de bovenste molen.
Naam: onbekend.
Locatie: op de Muntelwal, ongeveer bij het rondeel halverwege Bastion Muntel en de Noordwal.
Bouwjaar: onbekend; waarschijnlijk vóór 1629.
Type: (vermoedelijk) een standerdmolen.
Functie: onbekend.
Verdwenen: onbekend.
Oorzaak: onbekend.
Materiële getuigen: Niet bekend; er zouden nog fundamenten (poeren) aanwezig kunnen zijn.
Topografische gegevens: Kaart van 1629 van de belegering van 's-Hertogenbosch.
Aanvullende historische gegevens
* De op een kaart getekende bastions komen niet overeen met de situatie in 1629. De kaart lijkt weinig nauwkeurig zodat het twijfelachtig is of de molens correct zijn aangegeven.
Locatie: op de Muntelwal, ongeveer bij het rondeel halverwege Bastion Muntel en de Noordwal.
Bouwjaar: onbekend; waarschijnlijk vóór 1629.
Type: (vermoedelijk) een standerdmolen.
Functie: onbekend.
Verdwenen: onbekend.
Oorzaak: onbekend.
Materiële getuigen: Niet bekend; er zouden nog fundamenten (poeren) aanwezig kunnen zijn.
Topografische gegevens: Kaart van 1629 van de belegering van 's-Hertogenbosch.
Aanvullende historische gegevens
* De op een kaart getekende bastions komen niet overeen met de situatie in 1629. De kaart lijkt weinig nauwkeurig zodat het twijfelachtig is of de molens correct zijn aangegeven.
13. Casterensmolen op de Kasterenwal

Fragment van de kaart van Blaeu, 1645.
Naam: "Casterensmolen"
Locatie: Kasterenwal, hoek Eerste Kasterenstraatje.
Bouwjaar: vermoedelijk 1673
Type: standerdmolen.
Functie: malen van graan.
Verdwenen: 1880.
Oorzaak: afbraak wegens gebrek aan economische waarde.
Materiële getuigen: Bij een archeologische waarneming in 1981
werden in een sleuf drie poeren aangetroffen van deze molen. Standerdmolens zijn gefundeerd op vier poeren die in een kruisvorm geplaatst zijn.
Topografische gegevens: Kaarten van Blaeu, 1649; S.J. Holland, 1750; E.G. v.d.Plaat, 1787; J.Kuiper, 1866 en kadaster.
Aanvullende historische gegevens
* In 1578 had Wouter Boudewijns zijn molen, die toen nog buiten de stad stond, op last van de Drie Leden van de stad moeten verplaatsen wegens het aanleggen van de versterkingen. Hij had daarvoor een plaats aan de Kastenwal, in een beemd van het Groot Ziekengasthuis, in erfpacht gekregen. Waarschijnlijk is dit de voorganger van de 'Casterensmolen'. Korte tijd later wordt namelijk ene Marcelis van Casteren eigenaar van deze molen.
* In 1594 wilde het Gasthuis zelf ook en molen oprichten op 175 voet (ca. 50 meter) van de molen van Van Casteren. Omdat hij bezwaar maakte werd aan hem vergunning verleend om zijn windmolen die eerst op de stadswal achter de Tolbrug stond, te verplaatsen naar een andere locatie. Alleen er wordt niet vermeld waar. Waarschijnlijk is deze Van Casteren de naamgever van de molen, zodat betwijfeld moet worden of de molen wel verplaatst werd.
* In 1596 werden twee vergunningen verleend voor het oprichten van windmolens op grond tegen de stadswal "achter de Tolbrug". Er lijken echter geen relaties te zijn met bovenvermelde molen.
* In 1650 bezit Hendrik van Casteren een molen op de stadswal bij de Grote Hekel achter de Papenhulst. Die molen werd in 1670 afgebroken en Van Casteren vroeg daarom vrijstelling van de "Verponding", een belasting die voor de molen betaald moest worden.
* In 1673 werd besloten dat Van Casteren de "Verponding" weer zou moeten gaan betalen zodra zijn molen weer zou zijn opgebouwd. De molen werd toen weer op de Kasrterenwal opgericht.
* In 1717 vermaakte Van Casteren zijn molen aan "Het Blok" van de Hinthamerstraat.
* In 1757 deed Adriaan Coppens, die huurder was, een bod op de molen maar Het Blok wees het bod af. In 1759 werd door Coppens geklaagd dat hij klanten verloor omdat de molen alleen voorzien was van stenen die geschikt waren om rogge te malen. Hij vroeg om een tweede koppel maalstenen te mogen plaatsen, maar dat werd door Het Blok geweigerd. Andere molens hadden al twee koppels maalstenen en de 'Oude Stenen Molen' evenals de 'Nieuwe Stenen Molen' hadden er zelfs vier.
* De molen bleef een eeuw in het bezit van de familie Coppens, waarna Hendrikus Zwijsen, de nieuwe eigenaar werd.
* Waarschijnlijk werd 'Casterensmolen' in 1880, toen nog steeds eigendom van Zwijsen, verplaatst naar Gemonde waar hij in 1907 afbrandde.
* In 1981 werden bij graafwerkzaamheden poeren aangetroffen met een formaat bakstenen die 15e eeuws waren. Mogelijk stond de molen op zeer oude poeren of werden deze opgetrokken uit hergebruikte stenen.
Locatie: Kasterenwal, hoek Eerste Kasterenstraatje.
Bouwjaar: vermoedelijk 1673
Type: standerdmolen.
Functie: malen van graan.
Verdwenen: 1880.
Oorzaak: afbraak wegens gebrek aan economische waarde.
Materiële getuigen: Bij een archeologische waarneming in 1981
werden in een sleuf drie poeren aangetroffen van deze molen. Standerdmolens zijn gefundeerd op vier poeren die in een kruisvorm geplaatst zijn.
Topografische gegevens: Kaarten van Blaeu, 1649; S.J. Holland, 1750; E.G. v.d.Plaat, 1787; J.Kuiper, 1866 en kadaster.
Aanvullende historische gegevens
* In 1578 had Wouter Boudewijns zijn molen, die toen nog buiten de stad stond, op last van de Drie Leden van de stad moeten verplaatsen wegens het aanleggen van de versterkingen. Hij had daarvoor een plaats aan de Kastenwal, in een beemd van het Groot Ziekengasthuis, in erfpacht gekregen. Waarschijnlijk is dit de voorganger van de 'Casterensmolen'. Korte tijd later wordt namelijk ene Marcelis van Casteren eigenaar van deze molen.
* In 1594 wilde het Gasthuis zelf ook en molen oprichten op 175 voet (ca. 50 meter) van de molen van Van Casteren. Omdat hij bezwaar maakte werd aan hem vergunning verleend om zijn windmolen die eerst op de stadswal achter de Tolbrug stond, te verplaatsen naar een andere locatie. Alleen er wordt niet vermeld waar. Waarschijnlijk is deze Van Casteren de naamgever van de molen, zodat betwijfeld moet worden of de molen wel verplaatst werd.
* In 1596 werden twee vergunningen verleend voor het oprichten van windmolens op grond tegen de stadswal "achter de Tolbrug". Er lijken echter geen relaties te zijn met bovenvermelde molen.
* In 1650 bezit Hendrik van Casteren een molen op de stadswal bij de Grote Hekel achter de Papenhulst. Die molen werd in 1670 afgebroken en Van Casteren vroeg daarom vrijstelling van de "Verponding", een belasting die voor de molen betaald moest worden.
* In 1673 werd besloten dat Van Casteren de "Verponding" weer zou moeten gaan betalen zodra zijn molen weer zou zijn opgebouwd. De molen werd toen weer op de Kasrterenwal opgericht.
* In 1717 vermaakte Van Casteren zijn molen aan "Het Blok" van de Hinthamerstraat.
* In 1757 deed Adriaan Coppens, die huurder was, een bod op de molen maar Het Blok wees het bod af. In 1759 werd door Coppens geklaagd dat hij klanten verloor omdat de molen alleen voorzien was van stenen die geschikt waren om rogge te malen. Hij vroeg om een tweede koppel maalstenen te mogen plaatsen, maar dat werd door Het Blok geweigerd. Andere molens hadden al twee koppels maalstenen en de 'Oude Stenen Molen' evenals de 'Nieuwe Stenen Molen' hadden er zelfs vier.
* De molen bleef een eeuw in het bezit van de familie Coppens, waarna Hendrikus Zwijsen, de nieuwe eigenaar werd.
* Waarschijnlijk werd 'Casterensmolen' in 1880, toen nog steeds eigendom van Zwijsen, verplaatst naar Gemonde waar hij in 1907 afbrandde.
* In 1981 werden bij graafwerkzaamheden poeren aangetroffen met een formaat bakstenen die 15e eeuws waren. Mogelijk stond de molen op zeer oude poeren of werden deze opgetrokken uit hergebruikte stenen.
14. Oliemolen op Bastion Oliemolen

Uittreksel uit de kadastrale kaart, 1869.
Naam: onbekend.
Locatie: op Bastion Oliemolen.
Bouwjaar: 1657.
Type: houten achtkante bovenkruier.
Functie: persen (slaan) van olie.
Verdwenen: 1890.
Oorzaak: afbraak wegens gebrek aan economische waarde.
Materiële getuigen: Van deze molen kunnen geen materiële getuigen meer aanwezig zijn, daar de standplaats zich thans in de afgesneden bocht van de Dieze bevindt. Het bastion is namelijk in 1894, inclusief de fundamenten,
gesloopt.
Topografische gegevens: Kaarten van S.J. Holland ,1750; E.G. v.d. Plaat, 1787; J. Kuijper, 1866 en kadaster.
Aanvullende historische gegevens
* In 1629 is op dit bastion, dat toen het Van Grobbendonckbolwerk heette, een ros-oliemolen gebouwd. Later, in 1657 wordt op dit bolwerk, inmiddels bastion, de achtkante bovenkruier gebouwd door de eigenaar, tevens eerste molenaar, Gerard van Rietveld. De molen was gebouwd naar Hollands model met een voor- en naslag. Later is de molen voorzien van een stoommachine met (waarschijnlijk) hydraulische persen.
Locatie: op Bastion Oliemolen.
Bouwjaar: 1657.
Type: houten achtkante bovenkruier.
Functie: persen (slaan) van olie.
Verdwenen: 1890.
Oorzaak: afbraak wegens gebrek aan economische waarde.
Materiële getuigen: Van deze molen kunnen geen materiële getuigen meer aanwezig zijn, daar de standplaats zich thans in de afgesneden bocht van de Dieze bevindt. Het bastion is namelijk in 1894, inclusief de fundamenten,
gesloopt.
Topografische gegevens: Kaarten van S.J. Holland ,1750; E.G. v.d. Plaat, 1787; J. Kuijper, 1866 en kadaster.
Aanvullende historische gegevens
* In 1629 is op dit bastion, dat toen het Van Grobbendonckbolwerk heette, een ros-oliemolen gebouwd. Later, in 1657 wordt op dit bolwerk, inmiddels bastion, de achtkante bovenkruier gebouwd door de eigenaar, tevens eerste molenaar, Gerard van Rietveld. De molen was gebouwd naar Hollands model met een voor- en naslag. Later is de molen voorzien van een stoommachine met (waarschijnlijk) hydraulische persen.
15. Molen op Bastion St.Antonie

Ets P.J. Sluiter naar tekening E. Koster (24mar1855)
Naam: onbekend.
Locatie: op Bastion St. Antonie.
Bouwjaar: onbekend; er werden nog geen documenten gevonden die betrekking hebben op deze molen. De molen is in 1855 getekend (pentekening).
Type: (vermoedelijk) een houten achtkanten bovenkruier.
Functie: onbekend.
Verdwenen; onbekend.
Oorzaak: onbekend.
Materiële getuigen: Niet bekend; er zouden nog fundamenten aanwezig kunnen zijn die eventueel aangebracht (kunnen) zijn op de fundamenten (poeren) van de standerdmolen uit 16e/17e eeuw.
Topografische gegevens: Kaarten van J. Kuijper, 1866; voorganger: Blaeu, 1649; J. Camp, vóór 1787 en E.G. van der Plaat 1787.
Aanvullende historische gegevens
* In 1639 stond op dit bolwerk een molen die eerder bij de Orthenpoort had gestaan. Op de kaarten van Blaeu (1649), J.Camp (vóór 1787) en E.G. van der Plaat (1787) is op dit bastion een standerdmolen weergegeven.
* Ook in rekeningen van het stadsgemaal in 1673 en 1680 wordt een molen op Bastion St. Antonie vermeld.
* In 1733 werd deze molen nog verhuurd, blijkens notariële documenten.
* Volgens een pentekening uit 1855 (zie boven) stond er toen een houten achtkante molen op het bastion.
* Uit de gemeenteverslagen blijkt dat in 's-Hertogenbosch na 1853 een korenmolen gebouwd werd. Dat zou de molen
op Bastion St. Antonie moeten zijn. Het is waarschijnlijk een van elders gekochte en overgebrachte molen. Dit type kwam veel voor in Noord- en Zuid-Holland waar stoommachines het bemalen van de polders steeds meer overnamen en poldermolens overbodig werden.
* De golf van verplaatsingen van achtkante molens begint pas in1865. Vóór die tijd, tussen 1800 en 1850, werden er nog vrij veel nieuwe (dus origineel Noord-Brabantse) achtkante molens gebouwd.
Locatie: op Bastion St. Antonie.
Bouwjaar: onbekend; er werden nog geen documenten gevonden die betrekking hebben op deze molen. De molen is in 1855 getekend (pentekening).
Type: (vermoedelijk) een houten achtkanten bovenkruier.
Functie: onbekend.
Verdwenen; onbekend.
Oorzaak: onbekend.
Materiële getuigen: Niet bekend; er zouden nog fundamenten aanwezig kunnen zijn die eventueel aangebracht (kunnen) zijn op de fundamenten (poeren) van de standerdmolen uit 16e/17e eeuw.
Topografische gegevens: Kaarten van J. Kuijper, 1866; voorganger: Blaeu, 1649; J. Camp, vóór 1787 en E.G. van der Plaat 1787.
Aanvullende historische gegevens
* In 1639 stond op dit bolwerk een molen die eerder bij de Orthenpoort had gestaan. Op de kaarten van Blaeu (1649), J.Camp (vóór 1787) en E.G. van der Plaat (1787) is op dit bastion een standerdmolen weergegeven.
* Ook in rekeningen van het stadsgemaal in 1673 en 1680 wordt een molen op Bastion St. Antonie vermeld.
* In 1733 werd deze molen nog verhuurd, blijkens notariële documenten.
* Volgens een pentekening uit 1855 (zie boven) stond er toen een houten achtkante molen op het bastion.
* Uit de gemeenteverslagen blijkt dat in 's-Hertogenbosch na 1853 een korenmolen gebouwd werd. Dat zou de molen
op Bastion St. Antonie moeten zijn. Het is waarschijnlijk een van elders gekochte en overgebrachte molen. Dit type kwam veel voor in Noord- en Zuid-Holland waar stoommachines het bemalen van de polders steeds meer overnamen en poldermolens overbodig werden.
* De golf van verplaatsingen van achtkante molens begint pas in1865. Vóór die tijd, tussen 1800 en 1850, werden er nog vrij veel nieuwe (dus origineel Noord-Brabantse) achtkante molens gebouwd.
16. Oude Steenen Molen op Bastion Oranje

Naam: "Oude Steenen Molen".
Locatie: op Bastion Oranje.
Bouwjaar: 1673 (blijkens een latere verkoopakte).
Type: ronde stenen bovenkruier met stelling.
Functie: malen van graan; vanaf 1802 vollen van wollen lakens; tenslotte het persen van olie.
Verdwenen: onttakeld vermoedelijk vóór 1848 en uitgebreid met een industrieel complex voor het malen van graan. Het restant werd tussen 1885 en 1890 afgebroken.
Oorzaak: afbraak wegens gebrek aan economische waarde.
Materiële getuigen: Het lijkt niet waarschijnlijk dat van deze molen nog materiële getuigen aanwezig zijn. De molen stond op een zandberg (vermoedelijk een geschutskat of -bank), die geheel afgegraven is.
Topografische gegevens: Kaarten van Blaeu, 1649; S.J. Holland, 1750; E.G. v.d.Plaat,1787; J. Kuijper, 1866 en kadaster.
Aanvullende historische gegevens
* De molen stond vermoedelijk op de standplaats van een eerdere standerdmolen van het Groot Ziekengasthuis, die ingericht was voor het malen van run (=eikenschors t.b.v. de leerlooierij). De plaats van de molen werd toen aangeduid als "achter St. Joris".
* Deze was de opvolger van een standerdmolen, eveneens ingericht voor het malen van run, die in 1635 afgebroken moest worden in verband met de verbetering van de vesting. Vermoedelijk stond deze molen iets ten oosten van
het bastion.
* Het Gasthuis kreeg toen een nieuwe molenwerf op het bolwerk.
* Op de kaart van Blaeu van 1649 staat op dit bastion een standerdmolen aangegeven.
* In 1655 werd het gehele onderstel dat de molenkast draagt, vervangen. Enkele aangewezen inspecteurs en een timmerman moesten op de hoeve van het Gasthuis bekijken of er geschikte eikenbomen waren om er de benodigde balken (kruisplaten en steekbanden) te kunnen maken.
* Tien jaar later, op 9 juli 1665, brandde de molen te middernacht af. Er was onweer geweest, maar er was geen donder gehoord, wat aanleiding was tot een ingewikkeld proces over de schuldvraag: Was de brand ontstaan door
nalatigheid van de molenaars of was het mogelijk dat er vuur kon ontstaan door bliksem zonder donder? Er werden zelfs drie Leidse professoren bij gehaald om deze vraag te beantwoorden. Hun in zeer voorzichtige termen opgesteld rapport bevestigt dat het onweer midden in de zomer brand had kunnen veroorzaken, hoewel geen donder was
gehoord.
* Kennelijk werd de molen daarna opgetrokken in baksteen getuige een tekening uit 1684 waarop de molen staat
afgebeeld als een stenen stellingmolen. Een vergunning is nog niet gevonden, maar in de "Rekening van het gemaal van oktober 1673 tot september 1674" wordt vermoedelijk deze molen aangeduid als "Grimbergens Molen". Er staat vermeld: "begint in 1674"
* Willem van Grimbergen, bouwheer van de 'Oude Steenen Molen', had de grond overgenomen van het Groot Gasthuis en was in 1673 toegetreden tot het Bossche Molenaarsgilde, ofschoon hij zijn leerjaren niet had doorlopen en "de proef" niet had afgelegd.
* Bij de verkoop van de molen in 1772 blijkt deze vier koppels maalstenen te hebben. De meeste molens hadden er maar twee.
* Op 4 april 1791 kocht Pieter van Heeswijk de 'Oude Steenen Molen', die hij al in 1767 huurde van Antony van Hanswijk, oud Schepen en Raad. Blijkbaar had Pieter moeite om het geld bij elkaar te krijgen, want de molen verwisselde tussen 1767 en 1791 nog enkele keren van eigenaar voordat hij deze echt kon kopen.
* In 1802 kocht Christiaan Heuvelmans, molenaar van de 'Nieuwe Steenen Molen', de windkorenmolen op Bastion Oranje van de weduwe van Pieter van Heeswijk. Heuvelmans handelde mede namens alle andere Bossche korenmolenaars en zij kochten waarschijnlijk de 'Oude Steenen Molen' om de concurrentie in de hand te houden.
* In 1808 verkocht Heuvelmans, weer mede namens de Bossche korenmolenaars, de molen met al zijn toebehoren aan Maarten Kolen, ook wel M. Coolen genoemd. In de akte van verkoop werd echter bepaald dat de molen "tot in de eeuwigheid" niet meer gebruikt mocht worden voor het malen van graan.
* M. Coolen richtte de molen in als "volmolen". In een volmolen wordt geweven lakenstof verdicht door chemische inwerking (met ranzige boter of gerotte urine) en mechanische bewerking (d.m.v. stampers) om het laken uiteindelijk sterker te maken. Er was namelijk een kleine opleving van de volnijverheid. Er was volop bedrijvigheid in de vollerij van deze molen: er werden jaarlijks 2000 lakens van 50 ellen per stuk gevold. Als gevolg van de invoer van o.a. Engelse textiel liep echter de omzet in 1816 al terug en heeft het volbedrijf van Maarten Coolen niet lang bestaan. Hij schakelt over op olie.
* De molen is vóór 1832 ingericht als oliemolen, aldus de "Aanwijzende Tafel" van het kadaster.
* In 1841 kocht Jan Bax de molen en hij bouwde er in 1841 een aanbouw aan waarin hij een stoomwerktuig installeerde.
* In 1845 bouwde hij er nog een grutterij bij, die ook door de stoommachine werd aangedreven. Kennelijk werd deze grutterij al snel vervangen, want in latere documenten is steeds sprake van een stoomolie- en meelfabriek.
* Vermoedelijk werd de windmolen in 1848 of 1852 van zijn wieken en kap ontdaan, de werktuigen werden immers toch aangedreven door de stoommachine. Bovendien waren de aanbouwen zo hoog dat zij de wieken en staart
hinderden.
* De olieslagerij bevond zich uitsluitend op de begane grond, terwijl de rest van de zolders, vreemd genoeg, niet als maalderij maar als opslagruimten werden gebruikt.
* Omdat er na 1869 geen vergunningen meer verleend werden, is door de firma Bax waarschijnlijk niet meer gemoderniseerd en bleef men malen met stenen. Eind negentiende eeuw zijn namelijk de walsenstoelen zeer in opkomst.
* De 'Oude Steenen Molen' werd in 1884 door de voormalige firma Bax in veiling gebracht, maar de koop door T.J.A. Meuwese, een meester timmerman, ging niet door. Het bod van fl. 15.625,- was blijkbaar niet hoog genoeg. De firma Bax verkocht de toen nog resterende roerende goederen uit de molen en verkocht in 1885 de gebouwen aan de sloper.
* Hetzelfde jaar kocht de gemeente de grond en legde er een parkje aan.
Locatie: op Bastion Oranje.
Bouwjaar: 1673 (blijkens een latere verkoopakte).
Type: ronde stenen bovenkruier met stelling.
Functie: malen van graan; vanaf 1802 vollen van wollen lakens; tenslotte het persen van olie.
Verdwenen: onttakeld vermoedelijk vóór 1848 en uitgebreid met een industrieel complex voor het malen van graan. Het restant werd tussen 1885 en 1890 afgebroken.
Oorzaak: afbraak wegens gebrek aan economische waarde.
Materiële getuigen: Het lijkt niet waarschijnlijk dat van deze molen nog materiële getuigen aanwezig zijn. De molen stond op een zandberg (vermoedelijk een geschutskat of -bank), die geheel afgegraven is.
Topografische gegevens: Kaarten van Blaeu, 1649; S.J. Holland, 1750; E.G. v.d.Plaat,1787; J. Kuijper, 1866 en kadaster.
Aanvullende historische gegevens
* De molen stond vermoedelijk op de standplaats van een eerdere standerdmolen van het Groot Ziekengasthuis, die ingericht was voor het malen van run (=eikenschors t.b.v. de leerlooierij). De plaats van de molen werd toen aangeduid als "achter St. Joris".
* Deze was de opvolger van een standerdmolen, eveneens ingericht voor het malen van run, die in 1635 afgebroken moest worden in verband met de verbetering van de vesting. Vermoedelijk stond deze molen iets ten oosten van
het bastion.
* Het Gasthuis kreeg toen een nieuwe molenwerf op het bolwerk.
* Op de kaart van Blaeu van 1649 staat op dit bastion een standerdmolen aangegeven.
* In 1655 werd het gehele onderstel dat de molenkast draagt, vervangen. Enkele aangewezen inspecteurs en een timmerman moesten op de hoeve van het Gasthuis bekijken of er geschikte eikenbomen waren om er de benodigde balken (kruisplaten en steekbanden) te kunnen maken.
* Tien jaar later, op 9 juli 1665, brandde de molen te middernacht af. Er was onweer geweest, maar er was geen donder gehoord, wat aanleiding was tot een ingewikkeld proces over de schuldvraag: Was de brand ontstaan door
nalatigheid van de molenaars of was het mogelijk dat er vuur kon ontstaan door bliksem zonder donder? Er werden zelfs drie Leidse professoren bij gehaald om deze vraag te beantwoorden. Hun in zeer voorzichtige termen opgesteld rapport bevestigt dat het onweer midden in de zomer brand had kunnen veroorzaken, hoewel geen donder was
gehoord.
* Kennelijk werd de molen daarna opgetrokken in baksteen getuige een tekening uit 1684 waarop de molen staat
afgebeeld als een stenen stellingmolen. Een vergunning is nog niet gevonden, maar in de "Rekening van het gemaal van oktober 1673 tot september 1674" wordt vermoedelijk deze molen aangeduid als "Grimbergens Molen". Er staat vermeld: "begint in 1674"
* Willem van Grimbergen, bouwheer van de 'Oude Steenen Molen', had de grond overgenomen van het Groot Gasthuis en was in 1673 toegetreden tot het Bossche Molenaarsgilde, ofschoon hij zijn leerjaren niet had doorlopen en "de proef" niet had afgelegd.
* Bij de verkoop van de molen in 1772 blijkt deze vier koppels maalstenen te hebben. De meeste molens hadden er maar twee.
* Op 4 april 1791 kocht Pieter van Heeswijk de 'Oude Steenen Molen', die hij al in 1767 huurde van Antony van Hanswijk, oud Schepen en Raad. Blijkbaar had Pieter moeite om het geld bij elkaar te krijgen, want de molen verwisselde tussen 1767 en 1791 nog enkele keren van eigenaar voordat hij deze echt kon kopen.
* In 1802 kocht Christiaan Heuvelmans, molenaar van de 'Nieuwe Steenen Molen', de windkorenmolen op Bastion Oranje van de weduwe van Pieter van Heeswijk. Heuvelmans handelde mede namens alle andere Bossche korenmolenaars en zij kochten waarschijnlijk de 'Oude Steenen Molen' om de concurrentie in de hand te houden.
* In 1808 verkocht Heuvelmans, weer mede namens de Bossche korenmolenaars, de molen met al zijn toebehoren aan Maarten Kolen, ook wel M. Coolen genoemd. In de akte van verkoop werd echter bepaald dat de molen "tot in de eeuwigheid" niet meer gebruikt mocht worden voor het malen van graan.
* M. Coolen richtte de molen in als "volmolen". In een volmolen wordt geweven lakenstof verdicht door chemische inwerking (met ranzige boter of gerotte urine) en mechanische bewerking (d.m.v. stampers) om het laken uiteindelijk sterker te maken. Er was namelijk een kleine opleving van de volnijverheid. Er was volop bedrijvigheid in de vollerij van deze molen: er werden jaarlijks 2000 lakens van 50 ellen per stuk gevold. Als gevolg van de invoer van o.a. Engelse textiel liep echter de omzet in 1816 al terug en heeft het volbedrijf van Maarten Coolen niet lang bestaan. Hij schakelt over op olie.
* De molen is vóór 1832 ingericht als oliemolen, aldus de "Aanwijzende Tafel" van het kadaster.
* In 1841 kocht Jan Bax de molen en hij bouwde er in 1841 een aanbouw aan waarin hij een stoomwerktuig installeerde.
* In 1845 bouwde hij er nog een grutterij bij, die ook door de stoommachine werd aangedreven. Kennelijk werd deze grutterij al snel vervangen, want in latere documenten is steeds sprake van een stoomolie- en meelfabriek.
* Vermoedelijk werd de windmolen in 1848 of 1852 van zijn wieken en kap ontdaan, de werktuigen werden immers toch aangedreven door de stoommachine. Bovendien waren de aanbouwen zo hoog dat zij de wieken en staart
hinderden.
* De olieslagerij bevond zich uitsluitend op de begane grond, terwijl de rest van de zolders, vreemd genoeg, niet als maalderij maar als opslagruimten werden gebruikt.
* Omdat er na 1869 geen vergunningen meer verleend werden, is door de firma Bax waarschijnlijk niet meer gemoderniseerd en bleef men malen met stenen. Eind negentiende eeuw zijn namelijk de walsenstoelen zeer in opkomst.
* De 'Oude Steenen Molen' werd in 1884 door de voormalige firma Bax in veiling gebracht, maar de koop door T.J.A. Meuwese, een meester timmerman, ging niet door. Het bod van fl. 15.625,- was blijkbaar niet hoog genoeg. De firma Bax verkocht de toen nog resterende roerende goederen uit de molen en verkocht in 1885 de gebouwen aan de sloper.
* Hetzelfde jaar kocht de gemeente de grond en legde er een parkje aan.
17. Molen op Bastion Muntel

Kaart van Blaeu & Detail stadsplattegrond J.Camp
Naam: onbekend; later genaamd "Oeffelsmolen", "Kronenburgs Molen"; tenslotte "De Phoenix".
Locatie: op Bastion Muntel.
Bouwjaar: 1843, als opvolger van de in 1838 afgebrande molen.
Type: houten achtkanten bovenkruier met stelling.
Funktie: malen van graan.
Verdwenen: 1887.
Oorzaak: afbraak wegens gebrek aan economische waarde.
Materiële getuigen: Van deze molen kunnen geen materiële getuigen meer zijn, daar de standplaats zich thans in de loop van de Aa bevindt.
Topografische gegevens; Kaarten van J. Kuijper, 1866; voorganger: Blaeu, 1645; S.J. Holland, 1750; E.G. v.d. Plaat, 1787 en kadaster
Aanvullende historische gegevens
* De molen werd vermoedelijk omstreeks het midden van de negentiende eeuw gebouwd ter vervanging van een standerdmolen. Deze standerdmolen dateerde van kort na de aanleg van het Bastion Muntel.
* Op 9 maart 1596 namelijk hadden Lambrecht en Reinier Ygroms vergunning verkregen om hun molen te verplaatsen van buiten de Hinthamerpoort naar een terrein binnen deze poort, nabij de molen van de Zusters van Orthen, achter het Convent.
* Het moet de Pijnappelse poort geweest zijn, want na 1585 mochten er geen windmolens meer buiten de stadswallen gebouwd worden en wat het "verplaatsen" betreft, gaat het hier zeer waarschijnlijk om het verplaatsen van het windrecht, want de molen werd nieuw gebouwd volgens de gegevens uit het Gemeentelijk Archief van 's-Hertogenbosch.
* De molen werd gebruikt voor het malen van (eiken-)schors tot schorsmeel, meestal "run" genoemd. Dit werd gebruikt voor ‘t looien van leer.
* Bij het beleg van 1601 is deze molen, die "teghen over de Roesmalensche thoren" stond, in puin geschoten.
* Tien jaar later, in 1611, verkregen de weduwe van Reinier Ygroms en Adriaan Cornelisz. van Beurden, vergunning (waarschijnlijk met terugwerkende kracht) om de molen te herbouwen. Men heeft dan echter ook plannen om het bastion te gaan bouwen.
* Het is echter niet bekend of de molen nog is gebouwd danwel kon blijven staan bij de aanleg van het bastion tussen 1614 en 1618. Uit kaarten van de belegering van 1629 blijkt echter dat de molen enkele tientallen meters in de richting van de Muntelwal is verplaatst, terwijl 20 jaar later de kaart van Blaeu de plaats aangeeft waar hij in de 19e eeuw nog stond.
* In 1673 wordt de molen aangeduid als "Oeffelsmolen" Deze naam werd een eeuw later nog gebruikt toen Theodoor van Kronenburg eigenaar werd. Daarna werd de molen naar de nieuwe eigenaar genoemd.
* In die tijd bedienden de eigenaars van de molen deze zelden zelf maar verhuurden deze meestal voor een periode van 6 jaar aan de meest-biedende molenaar. Deze moest dus als ondernemer zien de kost en de huur te verdienen.
* In een huurcontract van 1741 werd vastgelegd dat de verhuurder het vervangen van de steenbalk, de standerd en het kruiswerk voor zijn rekening zou nemen in geval dat dat nodig zou zijn. Gewoonlijk waren de kosten van "het staande werk" voor de eigenaar en die van "het gaande werk" voor de huurder.
* Op een plattegrond van 1830 staat de molen getekend als standerdmolen, terwijl deze later als achtkante molen aangegeven wordt. In 1850 wordt de molen de "Phoenix" genoemd. Die naam wijst erop dat de standerdmolen in tussentijd was afgebrand.
* Op 20 april 1879 sloeg de bliksem in de molen waardoor het hooi, dat in de molen was opgeslagen, in brand raakte, men kon de brand echter tijdig blussen.
* Een jaar later verongelukte molenaar J. de Kort.
* Het einde van de molen kwam in 1887. In dat jaar kocht de gemeente de molen om deze te laten afbreken.
* Het Bastion Muntel werd tegelijk met het Bastion Hintham geslecht.
Locatie: op Bastion Muntel.
Bouwjaar: 1843, als opvolger van de in 1838 afgebrande molen.
Type: houten achtkanten bovenkruier met stelling.
Funktie: malen van graan.
Verdwenen: 1887.
Oorzaak: afbraak wegens gebrek aan economische waarde.
Materiële getuigen: Van deze molen kunnen geen materiële getuigen meer zijn, daar de standplaats zich thans in de loop van de Aa bevindt.
Topografische gegevens; Kaarten van J. Kuijper, 1866; voorganger: Blaeu, 1645; S.J. Holland, 1750; E.G. v.d. Plaat, 1787 en kadaster
Aanvullende historische gegevens
* De molen werd vermoedelijk omstreeks het midden van de negentiende eeuw gebouwd ter vervanging van een standerdmolen. Deze standerdmolen dateerde van kort na de aanleg van het Bastion Muntel.
* Op 9 maart 1596 namelijk hadden Lambrecht en Reinier Ygroms vergunning verkregen om hun molen te verplaatsen van buiten de Hinthamerpoort naar een terrein binnen deze poort, nabij de molen van de Zusters van Orthen, achter het Convent.
* Het moet de Pijnappelse poort geweest zijn, want na 1585 mochten er geen windmolens meer buiten de stadswallen gebouwd worden en wat het "verplaatsen" betreft, gaat het hier zeer waarschijnlijk om het verplaatsen van het windrecht, want de molen werd nieuw gebouwd volgens de gegevens uit het Gemeentelijk Archief van 's-Hertogenbosch.
* De molen werd gebruikt voor het malen van (eiken-)schors tot schorsmeel, meestal "run" genoemd. Dit werd gebruikt voor ‘t looien van leer.
* Bij het beleg van 1601 is deze molen, die "teghen over de Roesmalensche thoren" stond, in puin geschoten.
* Tien jaar later, in 1611, verkregen de weduwe van Reinier Ygroms en Adriaan Cornelisz. van Beurden, vergunning (waarschijnlijk met terugwerkende kracht) om de molen te herbouwen. Men heeft dan echter ook plannen om het bastion te gaan bouwen.
* Het is echter niet bekend of de molen nog is gebouwd danwel kon blijven staan bij de aanleg van het bastion tussen 1614 en 1618. Uit kaarten van de belegering van 1629 blijkt echter dat de molen enkele tientallen meters in de richting van de Muntelwal is verplaatst, terwijl 20 jaar later de kaart van Blaeu de plaats aangeeft waar hij in de 19e eeuw nog stond.
* In 1673 wordt de molen aangeduid als "Oeffelsmolen" Deze naam werd een eeuw later nog gebruikt toen Theodoor van Kronenburg eigenaar werd. Daarna werd de molen naar de nieuwe eigenaar genoemd.
* In die tijd bedienden de eigenaars van de molen deze zelden zelf maar verhuurden deze meestal voor een periode van 6 jaar aan de meest-biedende molenaar. Deze moest dus als ondernemer zien de kost en de huur te verdienen.
* In een huurcontract van 1741 werd vastgelegd dat de verhuurder het vervangen van de steenbalk, de standerd en het kruiswerk voor zijn rekening zou nemen in geval dat dat nodig zou zijn. Gewoonlijk waren de kosten van "het staande werk" voor de eigenaar en die van "het gaande werk" voor de huurder.
* Op een plattegrond van 1830 staat de molen getekend als standerdmolen, terwijl deze later als achtkante molen aangegeven wordt. In 1850 wordt de molen de "Phoenix" genoemd. Die naam wijst erop dat de standerdmolen in tussentijd was afgebrand.
* Op 20 april 1879 sloeg de bliksem in de molen waardoor het hooi, dat in de molen was opgeslagen, in brand raakte, men kon de brand echter tijdig blussen.
* Een jaar later verongelukte molenaar J. de Kort.
* Het einde van de molen kwam in 1887. In dat jaar kocht de gemeente de molen om deze te laten afbreken.
* Het Bastion Muntel werd tegelijk met het Bastion Hintham geslecht.
18. De Nieuwe Steenen Molen

Molen achter Vughter Poort op Bastion Deuteren.
Naam: "Nieuwe Steenen Molen"; later bekend als "de molen van Van Esch".
Locatie: aan het Wilhelminaplein (nabij Bastion Deuteren).
Bouwjaar: vermoedelijk na 1720.
Type: ronde stenen bovenkruier met stelling.
Functie: malen van graan: tarwe, rogge (voor de branders) later ook boekweit (voor de grutters).
Verdwenen: onttakeld en gedeeltelijk afgebroken omstreeks 1922; restant afgebroken in 1938/1939.
Oorzaak: afbraak wegens gebrek aan economische waarde.
Materiële getuigen: Het lijkt niet waarschijnlijk dat van deze molen nog materiële getuigen aanwezig zijn. De molen stond op een zandberg (vermoedlijk een geschutskat of -bank), die geheel afgegraven is. Indien de molen nog onder de zandberg gefundeerd is geweest, zijn deze fundamenten vermoedlijk verdwenen bij de bouw van het tankstation aan het Wilhelminaplein.
Topografische gegevens; Kaarten van Blaeu, 1649; S.J. Holland, 1750; E.G. v.d.Plaat,1787; J. Kuijper,1866 en kadaster.
Aanvullende historische gegevens
* Hier in de buurt, buiten de Vughterpoort, stond aanvankelijk een standerdmolen: de "Galgmolen", genoemd vanwege de nabijheid van het galgveld.
* Door de "troubelen ende belegeringe" van de stad (in 1585?) was hij "verbrant ende gants gecaseert" geweest door de vijanden van de koning. Daarna had het "molenwarck" en de grond lang leeg gelegen tot de molen in 1597-1598, zonder toestemming van de Rekenkamer van Brabant (te Brussel), naar de wal bij de Vughterpoort werd verplaatst.
* Voor de bouw van deze molen werd later (in 1613) alsnog toestemming gegeven voor verplaatsing en heroprichting, overigens was de molen in 1601, tijdens de belegering van de stad door Maurits van Oranje, zwaar beschadigd.
* Na het afbranden van de houten standerdmolen werd deze, waarschijnlijk na 1720, vervangen door een stenen molen.
* In 1761 werd de molen in een akte bij de notaris Van den Pavort omschreven als: "haar Edeles Steene Cooren windmolen, staande op deze Stadswal bij de Vugterpoort". Dus de molen is tussen 1720 en 1761 gebouwd. Eigenaren waren A.van Hanswijk c.s.
* In een huurcontract van 1766 werd bepaald dat de molenaar "wanneer er eenige Executie aan de Vugterpoort of daar omtrent geschied, of het Canon voor Haer Hoog of Edele Mogende bij Hoogst derselver arrivement of vertrek of diergelijke gevallen gelost werd" , nooit mensen in de molen mocht toelaten om op de stelling te gaan staan. Deze kon vanwege zijn constructie geen groot aantal mensen dragen!
* Een opvallende bijzonderheid was dat het metselwerk voorzien was van "lisenen" (=verticale uitspringende banden die deel uitmaken van het metselwerk).
* Na afbraak van de stadspoort, de Vughterpoort, werd op het vrijgekomen terrein het Wilhelminapark aangelegd. Via de Willemsbrug - beter bekend als de "knuppeltjesbrug" - kon men het park aan die zijde verlaten.
* Het Wilhelminapark verdween later en werd veranderd in een verkeersplein, het latere Ir.Heetmanplein.
* In 1922 werd de molen stilgezet en raakte in verval. In de daarop volgende jaren werden regelmatig delen van de molen afgebroken.
* In 1938/1939 werd de lage afgeknotte romp gesloopt. Ook werd toen de kleine molenberg afgegraven. Bij het saneren van de grond onder het voormalige benzinestation (Esso), kwam geen fundering van de molen aan het licht. Mogelijk is deze verwijderd ten behoeve van het ingraven van de brandstoftanks.
Locatie: aan het Wilhelminaplein (nabij Bastion Deuteren).
Bouwjaar: vermoedelijk na 1720.
Type: ronde stenen bovenkruier met stelling.
Functie: malen van graan: tarwe, rogge (voor de branders) later ook boekweit (voor de grutters).
Verdwenen: onttakeld en gedeeltelijk afgebroken omstreeks 1922; restant afgebroken in 1938/1939.
Oorzaak: afbraak wegens gebrek aan economische waarde.
Materiële getuigen: Het lijkt niet waarschijnlijk dat van deze molen nog materiële getuigen aanwezig zijn. De molen stond op een zandberg (vermoedlijk een geschutskat of -bank), die geheel afgegraven is. Indien de molen nog onder de zandberg gefundeerd is geweest, zijn deze fundamenten vermoedlijk verdwenen bij de bouw van het tankstation aan het Wilhelminaplein.
Topografische gegevens; Kaarten van Blaeu, 1649; S.J. Holland, 1750; E.G. v.d.Plaat,1787; J. Kuijper,1866 en kadaster.
Aanvullende historische gegevens
* Hier in de buurt, buiten de Vughterpoort, stond aanvankelijk een standerdmolen: de "Galgmolen", genoemd vanwege de nabijheid van het galgveld.
* Door de "troubelen ende belegeringe" van de stad (in 1585?) was hij "verbrant ende gants gecaseert" geweest door de vijanden van de koning. Daarna had het "molenwarck" en de grond lang leeg gelegen tot de molen in 1597-1598, zonder toestemming van de Rekenkamer van Brabant (te Brussel), naar de wal bij de Vughterpoort werd verplaatst.
* Voor de bouw van deze molen werd later (in 1613) alsnog toestemming gegeven voor verplaatsing en heroprichting, overigens was de molen in 1601, tijdens de belegering van de stad door Maurits van Oranje, zwaar beschadigd.
* Na het afbranden van de houten standerdmolen werd deze, waarschijnlijk na 1720, vervangen door een stenen molen.
* In 1761 werd de molen in een akte bij de notaris Van den Pavort omschreven als: "haar Edeles Steene Cooren windmolen, staande op deze Stadswal bij de Vugterpoort". Dus de molen is tussen 1720 en 1761 gebouwd. Eigenaren waren A.van Hanswijk c.s.
* In een huurcontract van 1766 werd bepaald dat de molenaar "wanneer er eenige Executie aan de Vugterpoort of daar omtrent geschied, of het Canon voor Haer Hoog of Edele Mogende bij Hoogst derselver arrivement of vertrek of diergelijke gevallen gelost werd" , nooit mensen in de molen mocht toelaten om op de stelling te gaan staan. Deze kon vanwege zijn constructie geen groot aantal mensen dragen!
* Een opvallende bijzonderheid was dat het metselwerk voorzien was van "lisenen" (=verticale uitspringende banden die deel uitmaken van het metselwerk).
* Na afbraak van de stadspoort, de Vughterpoort, werd op het vrijgekomen terrein het Wilhelminapark aangelegd. Via de Willemsbrug - beter bekend als de "knuppeltjesbrug" - kon men het park aan die zijde verlaten.
* Het Wilhelminapark verdween later en werd veranderd in een verkeersplein, het latere Ir.Heetmanplein.
* In 1922 werd de molen stilgezet en raakte in verval. In de daarop volgende jaren werden regelmatig delen van de molen afgebroken.
* In 1938/1939 werd de lage afgeknotte romp gesloopt. Ook werd toen de kleine molenberg afgegraven. Bij het saneren van de grond onder het voormalige benzinestation (Esso), kwam geen fundering van de molen aan het licht. Mogelijk is deze verwijderd ten behoeve van het ingraven van de brandstoftanks.
19. Molen Nooitgedagt op Bastion Maria

Kaart van J.Kuijper, 1866.
Naam: "Nooitgedagt".
Locatie: op Bastion Maria (bij de Berewoutkazerne).
Bouwjaar: 1800.
Type: ronde stenen bovenkruiende bergmolen.
Functie: malen van graan en pellen van gerst.
Verdwenen: 1883/1884.
Oorzaak: afbraak wegens voorgenomen slechting van het bastion als onderdeel van de slechting van de stadswallen waarmee in 1879 werd begonnen.
Materiële getuigen: Van deze molen kunnen geen materiële getuigen meer aanwezig zijn, daar de standplaats zich thans in de rechtgetrokken loop van de Dieze bevindt.
Topografische gegevens: Kaarten van J. Kuijper, 1866; voorganger: S.J. Holland, 1750 en kadaster.
Locatie: op Bastion Maria (bij de Berewoutkazerne).
Bouwjaar: 1800.
Type: ronde stenen bovenkruiende bergmolen.
Functie: malen van graan en pellen van gerst.
Verdwenen: 1883/1884.
Oorzaak: afbraak wegens voorgenomen slechting van het bastion als onderdeel van de slechting van de stadswallen waarmee in 1879 werd begonnen.
Materiële getuigen: Van deze molen kunnen geen materiële getuigen meer aanwezig zijn, daar de standplaats zich thans in de rechtgetrokken loop van de Dieze bevindt.
Topografische gegevens: Kaarten van J. Kuijper, 1866; voorganger: S.J. Holland, 1750 en kadaster.
Zicht van St. Jansbolwerk naar Maria Bastion met de molen Nooitgedagt, Bastion Deuteren met molen van Van Esch en op achtergrond nog de Santvlietmolen (Bastion Vught). aquarel Aug. Von Bonstetten, 1817. Foto gemaakt tijdens tentoonstelling in NBM door E. Verhoeven.
Aanvullende historische gegevens
* De molen staat vermoedelijk op de standplaats van een eerdere standerdmolen, die in de documenten wordt aangeduid als "achter de Berewoutstraat". Deze korenmolen was in 1640 omgevallen en is bijna zeker een standerdmolen geweest omdat zulke molens op een kwetsbaar onderstel stonden.
* In 1673 had Hendrick van Susteren zijn korenwindmolen op de Kasterenwal bij het Kruithuis, vanwege het brand- en explosiegevaar, verplaatst naar het Bastion Maria.
* Deze molen is aangegeven op een kaart - uit 1755 - van S.J. Holland. Op latere kaarten wordt alleen de molenberg aangegeven.
* In 1800 wordt het rekest van J. Kien en C. Mourik om een windkorenmolen op het bastion op te richten goedgekeurd.
* Uit kadasterkaarten van omstreeks 1823 blijkt dat het een ronde stenen berg(-koren)molen was.
* Uit het archief van notaris J. de Bergh blijkt (tijdens een veiling) in 1866 dat de molen tevens pelmolen is geweest. (Bij pellen wordt gerst van het kaf en de zemel ontdaan, wat dan overblijft is gort).
* In 1869 werd er een hulpstoommachine geplaatst om de klanten ook bij windstilte te kunnen bedienen.
* De laatste molenaar M. van der Wielen heeft nog getracht afbraak van de molen te voorkomen omdat de bakkers zijn tarwe- en roggebloem zouden moeten missen. Hij dreigde zelfs met een rechtzaak!
* Even heeft de gemeenteraad overwogen de molen te laten staan en te verhuren, maar vergaderingsvoorzitter, wethouder F.J. Pompe, vond dat de molen afgebroken moest worden, omdat al twee molenaars belangstelling hadden getoond voor de bij de sloop vrijkomende onderdelen. Koper van de molen was aannemer J. van Lith uit Empel die de molen kocht voor f 1640,-. In opdracht van de aannemer werd het van de afbraak afkomstige materiaal in veiling gebracht en het bracht gezamenlijk f 1017,25 op. (Gemeentelijk Archief 's-Hertogenbosch; Notartieel Archief, notaris V.F.J.J. van de Mortel).
* De molen staat vermoedelijk op de standplaats van een eerdere standerdmolen, die in de documenten wordt aangeduid als "achter de Berewoutstraat". Deze korenmolen was in 1640 omgevallen en is bijna zeker een standerdmolen geweest omdat zulke molens op een kwetsbaar onderstel stonden.
* In 1673 had Hendrick van Susteren zijn korenwindmolen op de Kasterenwal bij het Kruithuis, vanwege het brand- en explosiegevaar, verplaatst naar het Bastion Maria.
* Deze molen is aangegeven op een kaart - uit 1755 - van S.J. Holland. Op latere kaarten wordt alleen de molenberg aangegeven.
* In 1800 wordt het rekest van J. Kien en C. Mourik om een windkorenmolen op het bastion op te richten goedgekeurd.
* Uit kadasterkaarten van omstreeks 1823 blijkt dat het een ronde stenen berg(-koren)molen was.
* Uit het archief van notaris J. de Bergh blijkt (tijdens een veiling) in 1866 dat de molen tevens pelmolen is geweest. (Bij pellen wordt gerst van het kaf en de zemel ontdaan, wat dan overblijft is gort).
* In 1869 werd er een hulpstoommachine geplaatst om de klanten ook bij windstilte te kunnen bedienen.
* De laatste molenaar M. van der Wielen heeft nog getracht afbraak van de molen te voorkomen omdat de bakkers zijn tarwe- en roggebloem zouden moeten missen. Hij dreigde zelfs met een rechtzaak!
* Even heeft de gemeenteraad overwogen de molen te laten staan en te verhuren, maar vergaderingsvoorzitter, wethouder F.J. Pompe, vond dat de molen afgebroken moest worden, omdat al twee molenaars belangstelling hadden getoond voor de bij de sloop vrijkomende onderdelen. Koper van de molen was aannemer J. van Lith uit Empel die de molen kocht voor f 1640,-. In opdracht van de aannemer werd het van de afbraak afkomstige materiaal in veiling gebracht en het bracht gezamenlijk f 1017,25 op. (Gemeentelijk Archief 's-Hertogenbosch; Notartieel Archief, notaris V.F.J.J. van de Mortel).
20. Overige molens op of in de vestingwerken van 's-Hertogenbosch
Watermolen bij de Vughterstraat
* Uit een oorkonde uit 1297 genoemd in: Oorkondenboek van Noord-Brabant tot 1312 (Dr.H.P.H.Camps; 's-Gravenhage 1979; pag 661) blijkt dat aan ("in") de Vughterstraat al een watermolen bestond. In 1329/'30 werden er drie watermolens aan ("in") de Vughterstraat genoemd, die bij elkaar stonden aan de Molenbrug. Deze watermolens werden aan het einde van de 15e eeuw afgebroken.
Watermolen bij De Boom
* Tussen de Dommel en de Haven stond een watermolen die werd opgricht na afbraak van bovenstaande molen. Omstreeks 1600 was dit een koren- en volmolen. Twee erg verschillende productieprocessen. In 1635 werd de molen geheel ingericht als volmolen maar na 1644 werkte de volmolen niet meer van wege "het stoppen van het water". Het water in de Maas rees steeds hoger waardoor de Dieze het water steeds moeilijker kwijt kon. Dit was in de stad duidelijk merkbaar. In 1650 is de volmolen afgebroken.
Watermolen in de Vughterpoort
* In de Vughterpoort zou zich in de periode 1626 tot 1630 een watermolen bevonden hebben. Nadere gegevens ontbreken.
Watermolen in Bolwerk Isabella
* Op 16 juni 1618 werd door Aartshertog Albert en Aartshertogin Isabella vergunning verleend om in het Bolwerk Isabella een watermolen voor het vollen van laken en het malen van graan op te richten.
Windmolen bij de Ortenpoort
* Op de kaart van Meisner van 1630 staat een molen op het bolwerk oostelijk van De Boom afgebeeld. Waarschijnlijk was dit de korenmolen van Arnout Donckers, die tussen 1636 en 1639 verplaatst werd naar Bastion St. Antonie. De aanleg van het fort in 1637, zal de afbraak van de molen noodzakelijk gemaakt hebben.
Windmolen op Fort Crevecoeur
* Op Fort Crevecoeur heeft een windmolen gestaan. Deze molen werd genoemd in een bezwaarschrift van Van Susteren uit 1672. De eigenaar van de molen bij het Kruithuis op de Casterenwal, Van Susteren, maakte bezwaar tegen de lastgeving om zijn molen af te breken. (zie: Molen bij het Kruithuis).
* Uit een oorkonde uit 1297 genoemd in: Oorkondenboek van Noord-Brabant tot 1312 (Dr.H.P.H.Camps; 's-Gravenhage 1979; pag 661) blijkt dat aan ("in") de Vughterstraat al een watermolen bestond. In 1329/'30 werden er drie watermolens aan ("in") de Vughterstraat genoemd, die bij elkaar stonden aan de Molenbrug. Deze watermolens werden aan het einde van de 15e eeuw afgebroken.
Watermolen bij De Boom
* Tussen de Dommel en de Haven stond een watermolen die werd opgricht na afbraak van bovenstaande molen. Omstreeks 1600 was dit een koren- en volmolen. Twee erg verschillende productieprocessen. In 1635 werd de molen geheel ingericht als volmolen maar na 1644 werkte de volmolen niet meer van wege "het stoppen van het water". Het water in de Maas rees steeds hoger waardoor de Dieze het water steeds moeilijker kwijt kon. Dit was in de stad duidelijk merkbaar. In 1650 is de volmolen afgebroken.
Watermolen in de Vughterpoort
* In de Vughterpoort zou zich in de periode 1626 tot 1630 een watermolen bevonden hebben. Nadere gegevens ontbreken.
Watermolen in Bolwerk Isabella
* Op 16 juni 1618 werd door Aartshertog Albert en Aartshertogin Isabella vergunning verleend om in het Bolwerk Isabella een watermolen voor het vollen van laken en het malen van graan op te richten.
Windmolen bij de Ortenpoort
* Op de kaart van Meisner van 1630 staat een molen op het bolwerk oostelijk van De Boom afgebeeld. Waarschijnlijk was dit de korenmolen van Arnout Donckers, die tussen 1636 en 1639 verplaatst werd naar Bastion St. Antonie. De aanleg van het fort in 1637, zal de afbraak van de molen noodzakelijk gemaakt hebben.
Windmolen op Fort Crevecoeur
* Op Fort Crevecoeur heeft een windmolen gestaan. Deze molen werd genoemd in een bezwaarschrift van Van Susteren uit 1672. De eigenaar van de molen bij het Kruithuis op de Casterenwal, Van Susteren, maakte bezwaar tegen de lastgeving om zijn molen af te breken. (zie: Molen bij het Kruithuis).