Voorjaarsexcursie (Liesbeth Verhoeven,)
Op zaterdag 25 juni was de bus excursie naar Rotterdam. Vrijdag ervoor kregen we bericht dat we i.v.m. de CHIO een heel eind van de molen vandaan zouden moeten uitstappen en dus een eind lopen. Gewapend met een papieren vrijgeleide – per mail gekregen na overleg met de organisatie van de CHIO Rotterdam en het touringcarbedrijf Fazzbender – en precies op tijd vertrokken 24 deelnemers. Twee leden moesten helaas wegens ziekte verstek laten gaan. De verkeersregelaars ter plaatse waren keurig op de hoogte. Langs kapitale paardenwagens aan weerszijde van de weg bereikten we de molen de Ster waar Jaap Bes de molenaar ons al opwachtte.
Op zaterdag 25 juni was de bus excursie naar Rotterdam. Vrijdag ervoor kregen we bericht dat we i.v.m. de CHIO een heel eind van de molen vandaan zouden moeten uitstappen en dus een eind lopen. Gewapend met een papieren vrijgeleide – per mail gekregen na overleg met de organisatie van de CHIO Rotterdam en het touringcarbedrijf Fazzbender – en precies op tijd vertrokken 24 deelnemers. Twee leden moesten helaas wegens ziekte verstek laten gaan. De verkeersregelaars ter plaatse waren keurig op de hoogte. Langs kapitale paardenwagens aan weerszijde van de weg bereikten we de molen de Ster waar Jaap Bes de molenaar ons al opwachtte.
In tegenstelling tot wat was afgesproken hield Jaap de PowerPointpresentatie voor de hele groep op de tweede verdieping van molen de Ster. Hij belichte de geschiedenis van de molens aan de Kralingse Plassen. Rond 1900 waren er vanuit De Ster meer dan 150 molens zichtbaar: ten noord-westen meer dan 70 grote poldermolens langs de Rotte en richting het centrum de stadskorenmolens. Direct aan de Kralingse Plas stonden nog een aantal molens. Van deze molens zijn er maar een klein aantal over.
De molens van de familie Hiolen aan de Plaszoom van af links: de Ceres, De Ster en de Lelie. De laatste twee zijn meer dan een eeuw in hun bezit geweest (4 generaties).
De Ceres in 1845 gebouwd door de Gebroeders Hiolen, is eerst in gebruik als snuif- én korenmolen, vanaf 1866 alleen als korenmolen. De molen brandt in 1871 af tijdens een onweer.
De Ster, al in 1830 vermeld in een testament, is dan in gebruik als korenmolen, de Nieuwe Star genaamd. In 1838 erven de gebroeders Hiolen deze molen en de Lelie van hun vader. De Ster brandt af in 1865. De gebroeders herbouwen de Ster als snuif- en specerijenmolen met onderdelen van de Rijswijkse snuifmolen De Stier die zij in 1859 als 4e molen hadden gekocht. De molen blijft zo in bedrijf tot De Ster in 1962 opnieuw afbrandt. De molen is dan eigendom van de gemeente Rotterdam (sinds 1916). Opnieuw wordt de molen herbouwd en sindsdien gebruikt als werkend museum.
De Lelie is ouder dan de Ster. De eerste vermelding is van 1777, maar het bouwjaar is onbekend. De molen heeft eerst elders gestaan in Kralingen, heette toen de Ezel en werd gebruikt bij het wassen van katoen als onderdeel van een katoendrukkerij. Vanaf 1803 is de Lelie, op deze plaats staand, in bezit van de familie Hiolen. In 1916
worden de molens onteigend door de gemeente Rotterdam i.v.m. de aanleg van de Waalhavens en de Kralingse Hout. Meesterknechten hebben de specerijenmaalderij en de productie van snuiftabak voortgezet. Jaap Bes vertelt dat de gemeente de molens nu wil verkopen. Het Karottengebouw is al in gebruik gegeven aan de zeilvereniging.
In 2004 is de stichting de Kralingse Snuif en Specerijen Companie De Lelie en de Ster opgericht om dit ambacht en de molens te behouden en de kennis over geschiedenis van deze Kralingse molens en het ambacht te vergroten.
De productie van snuiftabak: De tabaksbladeren worden eerst gesaust met b.v. rozenwater, dropwater, potas, keukenzout of jeneverbessensap.
De Ceres in 1845 gebouwd door de Gebroeders Hiolen, is eerst in gebruik als snuif- én korenmolen, vanaf 1866 alleen als korenmolen. De molen brandt in 1871 af tijdens een onweer.
De Ster, al in 1830 vermeld in een testament, is dan in gebruik als korenmolen, de Nieuwe Star genaamd. In 1838 erven de gebroeders Hiolen deze molen en de Lelie van hun vader. De Ster brandt af in 1865. De gebroeders herbouwen de Ster als snuif- en specerijenmolen met onderdelen van de Rijswijkse snuifmolen De Stier die zij in 1859 als 4e molen hadden gekocht. De molen blijft zo in bedrijf tot De Ster in 1962 opnieuw afbrandt. De molen is dan eigendom van de gemeente Rotterdam (sinds 1916). Opnieuw wordt de molen herbouwd en sindsdien gebruikt als werkend museum.
De Lelie is ouder dan de Ster. De eerste vermelding is van 1777, maar het bouwjaar is onbekend. De molen heeft eerst elders gestaan in Kralingen, heette toen de Ezel en werd gebruikt bij het wassen van katoen als onderdeel van een katoendrukkerij. Vanaf 1803 is de Lelie, op deze plaats staand, in bezit van de familie Hiolen. In 1916
worden de molens onteigend door de gemeente Rotterdam i.v.m. de aanleg van de Waalhavens en de Kralingse Hout. Meesterknechten hebben de specerijenmaalderij en de productie van snuiftabak voortgezet. Jaap Bes vertelt dat de gemeente de molens nu wil verkopen. Het Karottengebouw is al in gebruik gegeven aan de zeilvereniging.
In 2004 is de stichting de Kralingse Snuif en Specerijen Companie De Lelie en de Ster opgericht om dit ambacht en de molens te behouden en de kennis over geschiedenis van deze Kralingse molens en het ambacht te vergroten.
De productie van snuiftabak: De tabaksbladeren worden eerst gesaust met b.v. rozenwater, dropwater, potas, keukenzout of jeneverbessensap.
Daarna worden de tabaksbladeren in linnen doeken gewikkeld en omwonden met een strak aangetrokken touw. Dit is zwaar werk.
Het natte touw krimpt bij het drogen. Op deze manier wordt de karot gevormd, waarbinnen het fermentatieproces plaats vindt. De fermentatie kan enkele jaren duren. Daarvoor is een karottengebouw achter - naast de 2 molens gebouwd.
Hierna worden de uitgepakte karotten met de messen in de stampkuipen fijngehakt tot snuiftabak.
Het aandrijfmechanisme van de hakmessen is identiek aan dat van de oliemolen.
Het natte touw krimpt bij het drogen. Op deze manier wordt de karot gevormd, waarbinnen het fermentatieproces plaats vindt. De fermentatie kan enkele jaren duren. Daarvoor is een karottengebouw achter - naast de 2 molens gebouwd.
Hierna worden de uitgepakte karotten met de messen in de stampkuipen fijngehakt tot snuiftabak.
Het aandrijfmechanisme van de hakmessen is identiek aan dat van de oliemolen.
Hierna is het, behalve op de kapzolder, vrij rondkijken in de Ster (links op de foto), maar ook in de Lelie (rechts).
Deze laatste molen is inderdaad zeer klein en toch staat alles erin. Het is echt kruipdoor sluipdoor. In een kleine ruimte staan ook de specerijen opgeslagen, die hier af en toe gemalen worden. Het was zeer interessant.
Vervolgens met de bus naar de SS Rotterdam.
Na de ontvangst buiten gaan we via de hoofdtoegang naar het Main Deck. Vandaar gaat iedereen zijns/ haars weegs. Sommigen kijken zelf rond op de twee vrij toegankelijke dekken en eten wat op het Lidodeck, anderen gaan een audiotour doen. Iedereen vindt deze excursie de moeite waard.
Deze laatste molen is inderdaad zeer klein en toch staat alles erin. Het is echt kruipdoor sluipdoor. In een kleine ruimte staan ook de specerijen opgeslagen, die hier af en toe gemalen worden. Het was zeer interessant.
Vervolgens met de bus naar de SS Rotterdam.
Na de ontvangst buiten gaan we via de hoofdtoegang naar het Main Deck. Vandaar gaat iedereen zijns/ haars weegs. Sommigen kijken zelf rond op de twee vrij toegankelijke dekken en eten wat op het Lidodeck, anderen gaan een audiotour doen. Iedereen vindt deze excursie de moeite waard.
Op de terugweg heb ik de idee geopperd volgend jaar een
Torenmolen te bezoeken, b.v. die van Zeddam, de grafelijke molen. Het is het enige grote molentype dat wij nog niet bekeken hebben.
Torenmolen te bezoeken, b.v. die van Zeddam, de grafelijke molen. Het is het enige grote molentype dat wij nog niet bekeken hebben.