Zaterdag 24 september gaan 17 leden om 11.00 uur vanaf de parkeerplaats bij “Croy’s restaurant Boerderij De Pettelaar” naar de Wilhelmina molen te Dongen. De molen blijkt in revisie, er wordt geschilderd, het metselwerk hersteld en opnieuw gevoegd, m.n. de stelling is dringend aan onderhoud toe.
(foto’s Wilma, Liesbeth Verhoeven)
Het unieke aan de molen is de grotendeels ijzeren stelling en stellingschoren. De opstaande rand is laag, schuin naar buitengericht en heeft grote openingen.
De stellingmolen Koningin Wilhelmina stamt uit 1893. Zij is toen gebouwd als koren- en schorsmolen met gebruikmaking van tweedehands materiaal van gesloopte poldermolens uit de Vierambachtspolder, (gelegen ten noorden van Alphen aan de Rijn, in 1744 ontstaan uit met 11 poldermolens in 1744 drooggemalen veenplas).
De bouwer en eerste molenaar is Bertus van Riel. De molen heeft 3 maalkoppels, één voor schors en twee voor graan.
In 1909 is de molen eigendom van familielid Nico Janssens. Deze laat de naastliggende molenaarswoonhuizen en de aanliggende bedrijfsruimte, “het stoom”, bouwen voor een zuiggasmotor en opslagruimte. (Nu zit daar een molenmaker). In 1919 wordt de molen verkocht aan de familie van Gorp. In de jaren dertig komt de molen stil te staan als gevolg van de grote concurrentie van Boerenbonden. De molenaar gaat in dienst bij de Boerenbond. In 1942/3 koopt en restaureert slager Piet de Jong de molen. De wieken krijgen het Van Bussel-systeem. Hij verhuurt de molen aan een molenaar. Er wordt dan nog met 1 koppel stenen gemalen. De bijgebouwen worden gebruikt als paardenstal en opslag voor hooi en stro. Vanaf 1947 zijn de broers Jan en Rinus Janssen Steenberg de huurder-molenaars. T.g.v. concurrentie van fabrieken met hamermolens in de 50-ger jaren wordt de molen weer stil gezet. In 1958 koopt Piet Kerkhof, schoenfabrikant, de molen m.n. om het vrij liggende terrein eromheen te gebruiken voor uitbreiding van zijn fabriek. In 1959 laat hij wel een kleine reparatie uitvoeren aan de buitenzijde, maar de molen vervalt toch, omdat er niet meer mee gemalen wordt. In de jaren zeventig is de toestand zo slecht dat de molen een gevaar vormt voor de omgeving. Met subsidie wordt in 1974 een draaivaardige restauratie uitgevoerd. Nieuwe Derckx-roeden van 27, 90 m zijn aangebracht, voorzien van het Oudhollands systeem. Vanaf 1975 laat de oud-molenaar Jan Janssen Steenberg de molen 2x per week weer draaien tot 1987. Zijn opvolger is Henk Demoet, nu nog de molenaar. Hij krijgt het, samen met dan eigenaar Peter Kerkhof, voor elkaar dat de molen in 1992 ook maalvaardig gerestaureerd wordt. De molen krijgt twee koppels maalstenen, de schorsstenen worden niet meer aangebracht. De molen maalt weer regelmatig meel voor bakkers in de omgeving. Tevens is de molen instructiemolen voor het Gilde van de Vrijwillige Molenaars. Nu is de molen weer toe aan groot onderhoud, zoals eerder beschreven.
Onderin de molen zit sinds twee jaar een molenwinkeltje.
Het unieke aan de molen is de grotendeels ijzeren stelling en stellingschoren. De opstaande rand is laag, schuin naar buitengericht en heeft grote openingen.
De stellingmolen Koningin Wilhelmina stamt uit 1893. Zij is toen gebouwd als koren- en schorsmolen met gebruikmaking van tweedehands materiaal van gesloopte poldermolens uit de Vierambachtspolder, (gelegen ten noorden van Alphen aan de Rijn, in 1744 ontstaan uit met 11 poldermolens in 1744 drooggemalen veenplas).
De bouwer en eerste molenaar is Bertus van Riel. De molen heeft 3 maalkoppels, één voor schors en twee voor graan.
In 1909 is de molen eigendom van familielid Nico Janssens. Deze laat de naastliggende molenaarswoonhuizen en de aanliggende bedrijfsruimte, “het stoom”, bouwen voor een zuiggasmotor en opslagruimte. (Nu zit daar een molenmaker). In 1919 wordt de molen verkocht aan de familie van Gorp. In de jaren dertig komt de molen stil te staan als gevolg van de grote concurrentie van Boerenbonden. De molenaar gaat in dienst bij de Boerenbond. In 1942/3 koopt en restaureert slager Piet de Jong de molen. De wieken krijgen het Van Bussel-systeem. Hij verhuurt de molen aan een molenaar. Er wordt dan nog met 1 koppel stenen gemalen. De bijgebouwen worden gebruikt als paardenstal en opslag voor hooi en stro. Vanaf 1947 zijn de broers Jan en Rinus Janssen Steenberg de huurder-molenaars. T.g.v. concurrentie van fabrieken met hamermolens in de 50-ger jaren wordt de molen weer stil gezet. In 1958 koopt Piet Kerkhof, schoenfabrikant, de molen m.n. om het vrij liggende terrein eromheen te gebruiken voor uitbreiding van zijn fabriek. In 1959 laat hij wel een kleine reparatie uitvoeren aan de buitenzijde, maar de molen vervalt toch, omdat er niet meer mee gemalen wordt. In de jaren zeventig is de toestand zo slecht dat de molen een gevaar vormt voor de omgeving. Met subsidie wordt in 1974 een draaivaardige restauratie uitgevoerd. Nieuwe Derckx-roeden van 27, 90 m zijn aangebracht, voorzien van het Oudhollands systeem. Vanaf 1975 laat de oud-molenaar Jan Janssen Steenberg de molen 2x per week weer draaien tot 1987. Zijn opvolger is Henk Demoet, nu nog de molenaar. Hij krijgt het, samen met dan eigenaar Peter Kerkhof, voor elkaar dat de molen in 1992 ook maalvaardig gerestaureerd wordt. De molen krijgt twee koppels maalstenen, de schorsstenen worden niet meer aangebracht. De molen maalt weer regelmatig meel voor bakkers in de omgeving. Tevens is de molen instructiemolen voor het Gilde van de Vrijwillige Molenaars. Nu is de molen weer toe aan groot onderhoud, zoals eerder beschreven.
Onderin de molen zit sinds twee jaar een molenwinkeltje.
Het is goed zitten voor hen die niet mee naar boven gaan.
De Molen is voorzien van Engels kruiwerk, een kruilier, 2 koppels 17der kunststenen, een mengketel, een pletter, een buil met aan-drijving door de wind en een sleepluiwerk.
De Molen is voorzien van Engels kruiwerk, een kruilier, 2 koppels 17der kunststenen, een mengketel, een pletter, een buil met aan-drijving door de wind en een sleepluiwerk.
Een van de molenaars in gesprek met Piet-Hein
Op het terrein ernaast staat nu i.p.v. de schoen- en kledingzaak een Lidl-supermarkt.
Hierna gaan we naar museum “De Looierij”, waar na een kleine lunch, aangeboden door de vereniging een gids ons zal vertellen over de geschiedenis van het leerlooien in het algemeen en m.n. in Dongen.
Op het terrein ernaast staat nu i.p.v. de schoen- en kledingzaak een Lidl-supermarkt.
Hierna gaan we naar museum “De Looierij”, waar na een kleine lunch, aangeboden door de vereniging een gids ons zal vertellen over de geschiedenis van het leerlooien in het algemeen en m.n. in Dongen.
De voorgevel van het museum oogt als een pakhuis. De ingang, aan de zijkant. Voert naar de overkapte binnenplaats tussen twee huizen. Hier is de ontvangstruimte en het museumcafé, waarin je boven op de meer dan 120 jaar oude looiputten zit. Via glasplaten in de vloer kun je in de kuipen, elk 8 m3 groot, kijken.
Na de lunchpauze start de rondleiding.
Deze is in drie delen verdeeld aan de hand van de bewerkingen van een koeienhuid tot leer. Het leerlooien is een zware arbeid, m.n. toen alles nog met de hand gedaan moest worden, in een omgeving waar het enorm stonk.
In ’t Nathuis, op de begane grond, wordt het proces van koeienhuid tot leer uitgelegd. De huid van een koe bestaat uit drie delen: de opperhuid met haren, de lederhuid met
nerf- en vleeskant en de onderhuid. Alleen de lederhuid is geschikt om leer van te maken. De rest van de huid moet eerst worden verwijderd. Zodra de dode koe gevild is wordt de huid enkele uren in stromend water gelegd om alle vuil en bloedresten te verwijderen. Na het uitspoelen wordt het vlees van de onderhuid en vervolgens de haren aan de andere kant met een schraapmes verwijderd. Dit noemt men vlezen.
Hierna begint het eigenlijke looiproces. In de looierij staan de kuipen ofwel laven , die half in de grond gegraven werden. Deze kuipen waren eerst van eikenhout gemaakt, later ook van beton.
Na de lunchpauze start de rondleiding.
Deze is in drie delen verdeeld aan de hand van de bewerkingen van een koeienhuid tot leer. Het leerlooien is een zware arbeid, m.n. toen alles nog met de hand gedaan moest worden, in een omgeving waar het enorm stonk.
In ’t Nathuis, op de begane grond, wordt het proces van koeienhuid tot leer uitgelegd. De huid van een koe bestaat uit drie delen: de opperhuid met haren, de lederhuid met
nerf- en vleeskant en de onderhuid. Alleen de lederhuid is geschikt om leer van te maken. De rest van de huid moet eerst worden verwijderd. Zodra de dode koe gevild is wordt de huid enkele uren in stromend water gelegd om alle vuil en bloedresten te verwijderen. Na het uitspoelen wordt het vlees van de onderhuid en vervolgens de haren aan de andere kant met een schraapmes verwijderd. Dit noemt men vlezen.
Hierna begint het eigenlijke looiproces. In de looierij staan de kuipen ofwel laven , die half in de grond gegraven werden. Deze kuipen waren eerst van eikenhout gemaakt, later ook van beton.
Voor het looien wordt de schors van de eik gebruikt. In de looimaand januari als de sapstroom van de bomen op gang komt worden de eiken gekapt of takken eruit gesnoeid. De schors van dit eikenhakhout wordt geschild met de hand. De schors wordt vervolgens door een schorsmolen (ook runmolen, eekmolen of barkmolen genoemd) fijn gemalen. (foto) Schorsmolens konden zowel windmolens als watermolens zijn. Het malen van schors was een stoffig werk waarbij huid irriterende stoffen vrijkwamen. Men zette tijdens het malen de deuren open zodat het stof snel wegwaaide.
Aan deze gemalen schors wordt water toegevoegd waardoor het looizuur vrijkomt uit de schors. Dit mengsel wordt run genoemd. De run wordt gebruikt voor het looien van leer.
Aanvankelijk legde men de huiden in de kuip in lagen, om en om met lagen schors. Als de kuip vol was werden er stenen opgelegd om zweven van de huiden na het vullen met water te voorkomen, Later werden de huiden in de met run gevulde kuipen/laven gehangen. Op deze manier verliep het looiproces veel sneller. Als de huiden hieruit kwamen en gedroogd waren, konden ze niet meer bederven.
Op de tweede verdieping van het museum is de droogzolder, waar veel aandacht is voor de mens die in de leerlooierij werkte. Hier op de foto de spanmachine waarbij het leer onder rek gedroogd werd.
Op de eerste verdieping is de Touwerij waar de afwerking van het leer centraal staat. Touwen is de naam voor het afwerken van het leer na het looien en drogen. De nerf- en vleeszijde worden b.v. soepeler, glanzend gemaakt, gekleurd of van een opdruk voorzien. Van de gereedschappen, machines en kleurstoffen die men hierbij gebruikte is er een aanzienlijke collectie.
Aan deze gemalen schors wordt water toegevoegd waardoor het looizuur vrijkomt uit de schors. Dit mengsel wordt run genoemd. De run wordt gebruikt voor het looien van leer.
Aanvankelijk legde men de huiden in de kuip in lagen, om en om met lagen schors. Als de kuip vol was werden er stenen opgelegd om zweven van de huiden na het vullen met water te voorkomen, Later werden de huiden in de met run gevulde kuipen/laven gehangen. Op deze manier verliep het looiproces veel sneller. Als de huiden hieruit kwamen en gedroogd waren, konden ze niet meer bederven.
Op de tweede verdieping van het museum is de droogzolder, waar veel aandacht is voor de mens die in de leerlooierij werkte. Hier op de foto de spanmachine waarbij het leer onder rek gedroogd werd.
Op de eerste verdieping is de Touwerij waar de afwerking van het leer centraal staat. Touwen is de naam voor het afwerken van het leer na het looien en drogen. De nerf- en vleeszijde worden b.v. soepeler, glanzend gemaakt, gekleurd of van een opdruk voorzien. Van de gereedschappen, machines en kleurstoffen die men hierbij gebruikte is er een aanzienlijke collectie.
Op de tweede verdieping is een klein deel ingeruimd voor de geschiedenis van Dongen. Daar heeft men alle molens die in Dongen hebben gestaan weergegeven met een foto en korte beschrijving, vastgemaakt aan een meelzak.
Hier lag ook een schorsmolensteen.
De gaten in de steen zijn voor de afvoer van de warmte die bij het schorsmalen vrijkwam.
De gaten in de steen zijn voor de afvoer van de warmte die bij het schorsmalen vrijkwam.
Iedereen had genoten van deze excursie. Om ca 16.30 uur was iedereen naar huis.